Hopelijk zijn de excuses van de koning in Indonesië de opmaat naar gesprek over ons gedeelde koloniaal verleden waarin goed en kwaad zijn vervlochten, schrijft Nicole Immler.

Nederlandse militairen doorzoeken nabij Soerabaja (Oost-Java) een kampong in juli 1947, tijdens de eerste ‘politionele actie’. (NA)
Door Nicole Immler
Het kwam onverwacht: koning Willem Alexander, met een handelsmissie in Indonesië, heeft spijt betuigd en excuses aangeboden voor „de geweldsontsporing aan Nederlandse zijde” na de Indonesische Proklamasi van 17 augustus 1945. Er waren eerdere spijtbetuigingen, maar het gezag van de koning weegt toch zwaarder.
De excuses zijn niet erg ruim, want beperkt tot ‘excessief geweld’. (Wat doen we met onze kennis over ‘structureel geweld’?) Maar de koning zegt ook: „Het verleden kan niet worden uitgewist en moet door iedere generatie opnieuw worden onderkend” en dat „de pijn en het verdriet van de getroffen families generaties lang voelbaar blijven”.
Daar gaat het om, te erkennen dat de pijn nog steeds aanwezig is. Maar erkenning van wiens pijn? Van de Indonesiërs of de Indische en Indonesische diaspora in Nederland? Want wie zijn degenen die om excuses vragen en die gehoord willen worden?
Sinds een jaar of tien worden rechtszaken gevoerd door Indonesiërs, maar vooral door leden van de Indonesische diaspora, tegen de Nederlandse staat over misdaden van het Nederlandse leger in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949). Zij stellen de overheid aansprakelijk voor massa-executies, verkrachtingen en martelingen. De categorieën waarvoor de verjaring wordt opgeheven verruimen van jaar tot jaar; en worden gevolgd door excuses voor specifieke misdaden. Toch voelen veel betrokkenen zich nog steeds niet gehoord.
Decennialang hebben Indische Nederlanders moeten strijden voor de ‘backpay’ en voor rechtsherstel: de uitbetaling van de achterstallige salarissen en pensioenen van hun (groot)vaders – Indisch overheidspersoneel, ambtenaren of militairen – voor hun diensten tijdens de oorlog; een strijd die tot nu toe nog geen erkenning heeft opgeleverd. Waarom?
Dat heeft, denken ik en andere historici, te maken met de kaders waarin wij tot nu toe het verleden bespreken. Het nationale kader, maar ook het juridische kader, dat Indonesië tegenover Nederland plaatst, gekoloniseerde tegenover voormalige kolonisator.
Complexe familierelaties
Dat kader ontkent de complexe en verwarde realiteit van de koloniale geschiedenis: de familierelaties van Indonesische en Indische diaspora. Beide staan dergelijke duidelijke afbakeningen niet toe. De koloniale geschiedenis is een geschiedenis van entanglement, vervlechting, en van hiërarchieën. Er ontstonden posities waar onrecht ervaren, maar ook onrecht doen vaak dicht bij elkaar lagen, evenals het verliezen of verkrijgen van privileges.
Wat staat nu op het spel in het debat over excuses? Dat het koloniale verleden in Nederland nog steeds pijn doet; daar zijn talloze aanwijzingen voor. Om deze pijn te kunnen erkennen, heb je een gemeenschappelijke taal nodig, iemand moet immers kunnen begrijpen wat het betekent als iemand zegt dat hij pijn heeft. Maar de taal van ‘trauma’, ‘mensenrechtenschendingen’ maar ook van ‘rechtsherstel’ of ‘erkenning’ heeft dat wederzijdse begrip tot nu toe niet echt opgeleverd.
In plaats daarvan raakten we verstrikt in een versimpeld debat tussen daders en slachtoffers, goed en fout, trots en schaamte, in plaats van toe te geven hoe vervlochten ervaringen van onrecht eigenlijk zijn. En hoe pijnlijk de erfenis van koloniale stereotypen, hiërarchieën en loyaliteiten nog steeds is – scheidslijnen die dwars door families heen lopen.
Erkenning maakt afhankelijk
Historici pleiten er daarom voor om ‘vervlochten’ of ‘transkoloniale geschiedenis’ te schrijven, om meer recht te doen aan de complexe verstrengelingen van historische ervaringen. Denk bijvoorbeeld aan een familie waarin een man die aan Indonesische kant heeft gevochten trouwt met een vrouw die de dochter is van een KNIL-militair. Maar niet alleen onze manier van geschiedenis schrijven, ook de manier van recht doen is nog steeds voor alles gebaseerd op het kader van de natiestaat. Het probleem met erkenning is echter dat het aan zulke scheidslijnen ook bijdraagt: erkenning levert hiërarchieën op tussen diegene die wel of niet erkend zijn; erkenning maakt afhankelijk; degene die erkenning vraagt wordt afhankelijk wie deze wel of niet geeft. Dat laten decennia van Wiedergutmachung in Duitsland, maar ook van transitional justice (waarin het herstel van de menselijke waardigheid van burgers centraal staat) wereldwijd zien.
Zolang er dus geen discours en gemeenschappelijke taal is om deze verstrengelde koloniale ervaringen te benoemen, te plaatsen en te begrijpen, is er ook weinig ruimte om deze ervaringen breed te delen. Daarom is mijn vraag: hoe komen we tot een taal die het koloniale verleden bespreekbaar maakt op zo’n manier dat ook de meerderheid deze hoort en als gemeenschappelijke ervaring beschouwt? Wat zouden de contouren van zo’n taal kunnen zijn?
Het gaat dus niet om de excuses zelf, maar wij hebben de excuses nodig om het over de dingen te kunnen hebben waar het eigenlijk om gaat: het koloniaal verleden zien, met al zijn schaduwkanten als onderdeel van de Nederlandse geschiedenis en de doorwerking in onze samenleving.
Want de nasleep van het koloniale is nu nog op velen manieren aanwezig, zij het voor sommigen veel meer zichtbaar en tastbaar dan voor anderen. Onderzoek laat zien dat, terwijl in de politieke en publieke debat excuses en herstelbetalingen vooral als het eind van een proces gezien worden, deze gebaren vaak het begin zijn van een breder maatschappelijke proces. De koninklijke excuses zouden dus vooral een belangrijk stap kunnen zijn om voorbij het denken in goed en fout te komen, om de weg vrij te maken voor het bespreken van het koloniaal verleden als een gedeeld verleden en om de nasleep onder ogen te zien.

Nicole Immler
Nicole Immler is associate professor aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht en publiceerde met Stef Scagliola ‘Probing the concept of entangled history in a postcolonial setting’ in Rethinking History, januari 2020.
Dit artikel verscheen eerder in het NRC, 11 maart 2020.
Nou soedah dan maar!
Erg goed stuk. Van alle kanten zou een dergelijke benadering omarmd moeten worden. Dat dit, 75 jaar nadien, in de verste verten nog niet zo is, geeft weinig hoop. Maar voor excuses is het nooit te laat.
” over misdaden van het Nederlandse leger in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949)” Als wij nu anders zouden moeten kijken tegen de gebeurtenissen uit 1945-1950, hoe zouden wij dan moeten kijken tegen gebeurtenissen uit 1940-1945? Bombardementen bewust op civiele doelen zoals Rotterdam, Middelburg, Londen (en andere Britse steden), Berlijn, Dresden, Tokio en andere Japanse steden, de atoombommen? Beschietingen bewust op civiele doelen zoals de slag om Arnhem, de slag om de Schelde? Foutjes zoals Den Haag, Nijmegen?
Nicole Immler:
“….Decennialang hebben Indische Nederlanders moeten strijden voor de ‘backpay’ en voor rechtsherstel: de uitbetaling van de achterstallige salarissen en pensioenen van hun (groot)vaders – Indisch overheidspersoneel, ambtenaren of militairen – voor hun diensten tijdens de oorlog; een strijd die tot nu toe nog geen erkenning heeft opgeleverd. Waarom?
Dat heeft, denken ik en andere historici, te maken met de kaders waarin wij tot nu toe het verleden bespreken. Het nationale kader, maar ook het juridische kader, dat Indonesië tegenover Nederland plaatst, gekoloniseerde tegenover voormalige kolonisator. … ”
Diensten ? Die omschrijving verbergt de gevangenisschap, de mishandelingen, de martelingen, de uithongering en de ziektes, de scheepstranporten … en toen de dood voor 20 % van de krijgsgevangenen.Waarom dat zo verbergen ?
En waarom de redenen van de volledige erkenning van de salarisschulden verstoppen achter de woorden ‘nationale kader, maar ook het juridische karakter”
Die reden is het koloniale idee van : bewoners van Indie zijn er voor Nederland rijker te maken, wel de lusten willen, maar niet die lasten.
De politiek en de publieke opinie borduurt daarop verder , al 75 jaar, met woorden als…. we hebben het geld niet, ga het maar bij Indonesie halen, bijna iedereen is dood..
Op zich een aardig verhaal. Maar toch maar wel even doorgeklikt naar haar artikel in Rethinking History. Een ja hoor, toch weer een hoog Liesbeth Zegveld en Rawagede gehalte… Helaas…
@ dhr Henry van Amstel.
Die reactie slaat nergens , maar dan ook helemaal nergens op, de combinatie Zegveld-Rawagede laat weer de edele onderbuikgevoelens bovendrijven. Dhr van Amstel is het sprekend voorbeeld van het artikel te “framen” in traditionele nationalistische kaders. Maar het artikel gaat wel over ‘vervlochten’ of ‘transkoloniale geschiedenis’.
…..”What has become clear about the history of Rawagede and its aftermath, is that the story of one side could not have been told without the involvement of the other side”……
Want in “Rethinking History” leest een onbevooroordeelde lezer een ander verhaal over Rawagede. Op de begraafplaats van deze plaats zijn niet alleen slachtoffers van het Nederlands geweld maar OOK vergeten slachtoffers van het Indonesisch geweld begraven.
citaat:……On an old photo a stone plaque is visible, listing the number of men killed during the various violent clashes in Rawagede. This includes 17 men of the gang of Warsad, who were killed by the Indonesian National Army (TNI) in 1950 owing to their relentless attacks on various villages. On the new plaque, placed in 1995, the reference to the Warsad gang is omitted.
Laat dhr Van Amstel dat dubbel in zijn oren knopen. Een andere leesbril kan wellicht een oplossing bieden.
De slachtoffers van geweld worden ook onderdeel van verschillende geheugenregimes, in Nederland en in Indonesië . In Nederland symboliseren de weduwen van Rawagede onschuldige burgerslachtoffers van de dekolonisatieoorlog, terwijl ze in Indonesië het brandpunt zijn geworden van een heroïsche geheugencultuur die – op dezelfde dorpsbegraafplaats – de strijd en overwinning van Indonesië op de voormalige koloniale macht viert.
De Nederlandse of Indonesische nationale perspectieven op de massa-executie hebben de neiging om afstand te creëren, wat resulteert in verhalen die verhalen over hoe het geweld de levens van individuen beïnvloedde verdoezelen.
Maar dat gebeurt niet alleen bij Rawagede, maar ook bij de Simpang Club in Soerabaja om de dingen ook van de andere kant te bekijken.
@NicoleImmler; ‘het koloniaal verleden zien etc.’- Niet alleen zien, maar zich vooral kunnen verplaatsen/indenken in de positie van de Inlander.- In de periode na 1900, de eeuw van mijn vader, zei Geert Mak. Met opstanden in W-Java; toen op 12/13 nov. 1926 de Partai Komminis het sein gaf. De gehate gevangenis van Batavia, waar uitsluitend(!) Inlanders werden opgesloten, werd bestormd. In Banten werden telefoon draden doorgeknipt en de treinrails opengebroken om verbindingen/aanvoer van versterkingen te niet te doen. Op 1/1’27 volgde een opstand op Sumatra’s westkust. De regering herstelde met overmacht de orde ten kosten honderden doden. Snouck Hurgonje; ‘het bestuur liet nu niet alleen een kans op samenwerking met progressieve Indonesiërs voorbij gaan, het streven naar vrijheid(!)werd beantwoord met nieuwe(!) repressie’. Ruim 13000 gevangenen. Ca.4500 man werden vast gezet. Door kapt.Becking, die de opstand in Batam neersloeg, werd in een onherbergzaam malaria gebied op Nw. Guinea een concentratie kamp Digoel opgericht. Omringd door koppensnellende Papoea stammen was omheining met prikkeldraad overbodig. Hier naar toe werden, geketend(!) aan elkaar,1300 gevangenen; getransporteerd! De aller modernste en meest geraffineerd methode om politieke gevangenen uit te schakelen is ze als krankzinnigen op te sluiten. In Digoel werden de gevangenen, aangetast door malaria, apathisch/krankzinnig en vervielen in gekte. Gingen vanzelf, of door zelfmoord, dood! Onder hen; nationalist IFM.Salim, zoon van een jurist, broer van Agus en neef van Sjahrir overleefde deze martelgang! Salim heeft 15 jaar in Boven Digoel gezeten. Die hele periode van het kamp bestaan(!); van beging 1928 tot 1943! Bij het verschijnen van zijn boek 1973 ; Bakermat van de Indonesische Onafhankelijkheid, mer een voorwoord van W.Schermerhorn(!), werd hem excuses, via een journalist, van voormalige gouverneur jhr.de Graeff overgebracht! – Sjahrir; Het Nederlandse regiem was gegrondvest op 3 pijlers; 1-De gevreesde PID= politieke inlichtingen dienst, die overal aanwezig is. 2-het machtige leger, alsmede de politie en als-3 de boeman; Boven Digoel! Indië onder leiding van een gg. voorzien van exorbitante(!) rechten! Hij kon onderdanen zonder proces(!) in het gevang zetten. Zelfs verbannen! In die periode werd ook de Vaderlandse Club opgericht 1929-1942. Een club van uitsluitend blanke vaderlanders; die zich wenste in te zetten voor de positie van de Nederlander in Indië. Gg.de Jonge; Na 300 jaar ‘koloniaal dominantie’; er nog wel eens 300 jaar bij moeten komen, eer dit land rijp is voor een vorm(!) van zelfstandigheid’. De Indische pers toen; Nieuws van de dag; W.Wijbrands na de opstand: ‘Die ziekelijke ethiek! Nog beter was het dat geboefte onmiddellijk te executeren; 50 galgen op het Koningsplein en op aloon-aloon in andere plaatsen, ten aanschouwe van de bevolking, hebben voor 50 jaar een heilzaam effect!’ In dat Indië van terreur leefden wij Indonesiërs, die langs vele wegen voor onze onafhankelijkheid streden. Als ware op een vulkaan!
Publicist DMG.Koch; En halve eeuw in Indië; ‘De Inheemse maatschappij was voor Nederlanders een reservoir van spot goedkope arbeidskrachten die ze nodig hadden, maar waarvoor ze de geringste belangstelling hadden. Minderwaardig was zijn positie en onvermijdelijk was zijn wrok, met all desastreuze gevolgen van dien’.(!) – En die wrok kwam met …..de ‘bersiaaap! Boenoeh Belanda’; dood de Hollanders! Als ik een Indonesiër was….