Door Gerda Jansen Hendriks
Het is 23 augustus 1938. In het centrum van Batavia, op een kamer van het departement van Economische Zaken wordt een nota over propagandafilms opgesteld. Directeur Economische Zaken Huib van Mook heeft een stapeltje papieren als een waaier voor zich uitgespreid. Het zijn stuk voor stuk brieven van de regering in Den Haag. Ze handelen over film. Van het aanbod van een Engelse producent voor het maken van films over Nederlands-Indië, via het pleidooi van de Nationale Vrouwenraad van Nederland voor een meer regelmatige verspreiding van het Indisch filmjournaal, tot een verklaring van minister van Buitenlandse Zaken De Graeff die het nodig vindt ‘dat er voortdurend eenige films van cultureele propaganda ter beschikking worden gehouden.’[i] Van Mook heeft ze verzameld om zijn eigen betoog te onderstrepen: ‘De behoefte aan representatief filmmateriaal betreffende Nederlands-Indië heeft zich den laatsten tijd zo dikwijls geopenbaard, dat ik mij ontslagen kan achten van den plicht hierover veel te zeggen.’[ii] Die behoefte had er eerder toe geleid dat zijn voorganger op het departement onderzoek liet doen naar het bestaan van films die door de Nederlands-Indische regering als propaganda gebruikt konden worden. De zoektocht leidde tot niets, tot onvrede van de al geciteerde minister van Buitenlandse Zaken.
Van Mook voelt weer ergernis. Het is beschamend dat er geen films zijn. Over een half jaar opent de belangrijke Wereldtentoonstelling, deze keer gelijktijdig in New York en San Francisco. Een uitgelezen kans om het Amerikaanse publiek te laten kennis maken met Nederlands-Indië. Boven zijn nota laat hij SPOED zetten. ‘In het huidige tijdsgewricht behooren films tot de onmiskenbare uitrusting van een Regeering’ noteert hij. ‘De rolprent is onontbeerlijk geworden voor het verspreiden van kennis nopens land en volk, natuurschoon en toerisme, nationale instellingen als leger, vloot gezondheidsdienst, onderwijs en kolonisatie, zelfs voor de verklaring en verduidelijking van Regeeringsbeleid.’ Vervolgens ontvouwt hij zijn plannen: twaalf korte, documentaire kleurenfilms met geluid over Nederlands-Indië.[iii]
De realisering
High Stakes in the East is gemonteerd uit een aantal rollen kleurenfilm die in 1941 in Nederlands-Indië is opgenomen door cameraman Jaap Zindler in opdracht van de RPD, de Regeringspersdienst in Batavia. In Indië kon kleurenfilm nog niet ontwikkeld worden, dat gebeurde in Australië. Na een eerste inspectie werden de films door de RPD doorgestuurd naar New York, naar het Netherlands Information Bureau (NIB), de propagandadienst die de Nederlandse regering in ballingschap had opgericht om bij de Amerikanen sympathie voor de Nederlandse zaak te winnen.
De filmafdeling van het NIB werkte nauw samen met de prestigieuze National Film Board of Canada, destijds gevestigd in Ottowa. Daar werd uiteindelijk het plan van Van Mook voor de kleurenfilms gerealiseerd. Het NIB vroeg cineast John Fernhout, die op dat moment in Ottowa voor de Film Board werkte, met het kleuren materiaal van Zindler aan de slag te gaan. Fernhout was zijn loopbaan in Nederland begonnen als piepjong manusje-van-alles -hij was 15 jaar- bij de opnames van de Joris Ivens film De Brug uit 1928. Na een verdere scholing in Parijs en Berlijn werkte Fernhout als zelfstandig cameraman verder met Ivens in onder meer Spanje en China. Het NIB vroeg in december 1941 officieel uitstel van militaire dienst voor hem, met als motivatie dat hij onmisbaar was bij het monteren van films over Nederlands-Indië.[vi]
Waarschijnlijk capituleerde Nederlands-Indië toen Fernhout bezig was met wat uiteindelijk High Stakes in the East zou worden. Het is een korte film: tien minuten, in kleur, met geluid – een standaard ‘documentary short’ zoals het destijds werd genoemd. Een tekst aan het begin van de film maakt duidelijk dat de strijd om de archipel was verloren, maar verder is er geen aandacht voor oorlogshandelingen. Die waren ook niet gefilmd, cameraman Zindler had in 1941 een soort potpourri van landschappen, mensen, cultuur en economie opgenomen. Het was Fernhout die daaruit een film samenstelde met een duidelijk boodschap: Indië was voor de oorlog de belangrijkste grondstoffenproducent van de vrije westerse wereld. Benadrukt wordt steeds opnieuw dat de archipel nu die grondstoffen aan vijand Japan moet afstaan en de impliciete boodschap is daarbij dat hoe eerder het gebied wordt terug veroverd, hoe beter dat is voor de geallieerde zaak.
De film
De titel komt op uit het zwart, er is aanzwellende, licht pompeuze klassieke muziek, er is een achtergrond met batikmotieven. Dan is er een kaart van de Indonesische archipel, waarbij een Amerikaanse commentaarstem meldt dat zelfs geallieerde hulp aan Nederlanders én de volken van Indonesië – een opvallende toevoeging – niet kon verhinderen dat Japan Java binnenviel. Vervolgens zien we een aantal beelden van de stad Batavia en horen we de vraag naar het belang van dit gebied, naar het belang van ‘this pleasant tropical city [that] is not a great metropolis in terms of population, nor a great fortress in terms of military or naval strength.’[vii]
Na de stadsbeelden gaan we naar het platteland, naar een jongetje op een karbouw die een rijstveld omploegt. Dankzij dit jongetje, en later ook enkele theepluksters, kan met zekerheid worden vastgesteld dat Fernhout werkte met een kopie van het ruwe materiaal van Jaap Zindler. Door een gelukkig toeval is dat ruwe materiaal in Nederland in het archief terecht gekomen.[viii] Het jongetje en de vrouwen zijn identiek in de ruwe film en de gemonteerde versie. In het Amerikaanse commentaar zijn we dan aangeland bij het antwoord op de vraag. ‘What was in the treasure chest that was fought for so bitterly? The answer lies in the earth. For Java is the name of 50.000 square miles of the richest earth on this planet.’
Dit is het begin van een lange opsomming van de producten die Java levert. Rijst komt als eerste aan bod. ‘What the prairies are to North America, the rice fields of the Indies are to the Far East. In wartime, the rich grain has another meaning. Here was the only answer to the lengthening supply lines of the invader. To the armies of Nippon, 3.000 miles from home, the rice crop is more precious than gold.’ In beeld zijn de verschillende stadia van rijstproductie te zien, van het planten van de zaailingen tot de halmen met volle rijstkorrels.
Na de rijst volgt de sisal en de verwerking van deze plant tot ijzersterk touw is goed voor een aantal wonderschone beelden in de overdekte hallen waar de sisalvezels wordt gesplitst. Het invallende licht geeft de vezels het effect van engelenhaar dat in bosjes wordt losgeschud door Indonesische vrouwen. Het commentaar merkt hier op: ‘Even the women have left their traditional occupations to help with the specialised tasks of an industrial civilisation.’
Suiker is ook een product van groot belang als we het Amerikaanse commentaar mogen geloven: ‘Precious sugar, today rationed in every country of an embattled world. Most of Java’s sugar formally went to India and China, but now it is finding it’s way to Japanese markets. Along with the Philippine supply, today it is in the hands of the enemy. For a while at least, we have lost the source of the nerve food so badly needed by nations living under the stress and strain of war.’
Zo gaat het door: met de zoutwinning die beelden oplevert van een grafische schoonheid, met witte zoutbergen tegen een knalblauwe lucht; met thee; met kinine; met rubber; met mineralen als olie, steenkool, bauxiet en tin. Bij elk product geeft het commentaar wel een verwijzing naar iets vertrouwd Amerikaans. Bij de thee wordt gezegd: ‘Although Java is a slang-conscious American word for coffee, tea was the more important type in the islands economy.’. Bij rubber klinkt het: ‘Today when Americans put up their cars because of the scarcity of tires, we remember that in 1940 the United States bought 126 million dollar worth of rubber from the Netherlands East Indies. Forty percent of our total rubber import came from the latex collected on these islands.’
Aan het einde van de film zien we hoe verschillende producten worden getransporteerd. Het commentaar besluit: ‘Berlin and Tokyo have long coveted these riches, now with bomber and invasion fleet have grabbed them for themselves. But not for long. The democratic peoples have other ideas. In the Atlantic Charter, signed by mister Roosevelt and mister Churchill, they promised to further the enjoyment by all states, great or small, victor or vanquished, access on equal terms to the trade and to the raw materials of the world. These words will surely apply to the treasures of the islands of the Netherlands East Indies.’
Een analyse
Wat in High Stakes in the East direct opvalt, is dat er van meet af aan bijna uitsluitend Indonesiërs te zien zijn. Alleen wie goed kijkt ziet in de eerste beelden van Batavia een blanke dame op de fiets voorbijkomen en later bij de rubberaanplant loopt er nog een blanke rond. Daar blijft het bij. In het ruwe materiaal van Jaap Zindler zijn in de straatbeelden van Batavia genoeg blanken te zien. Fernhout heeft niet voor deze shots gekozen en dat lijkt een bewuste keuze. Nederlands-Indië kon voor een Amerikaans publiek niet al te nadrukkelijk als een kolonie worden neergezet. De afkeer van kolonialisme in de Verenigde Staten was groot en het was uit propaganda oogpunt beter om Nederlands-Indië voor te stellen als een min of meer zelfstandig gebied waar blank en bruin gezamenlijk optrokken. Helemaal gespeend van eigenliefde is de film niet. Als het gaat om de winning van tin en het gebruik van waterkracht, dan zijn het toch ‘Dutch plants, Dutch skills, Dutch energy [that] developed the power, the great smelters, the refining plants.’
Het vermijden van koloniaal vertoon is één manier om de film voor een Amerikaans publiek aantrekkelijk te maken. Wat overblijft is het exotische van een land als Indonesië. Dit wordt gekoppeld aan voor de meeste Amerikanen vermoedelijk onbekende informatie over de vele producten van het land, producten die ze in hun uiteindelijke vorm maar al te goed kennen. Met name de commentaartekst legt de koppeling tussen onbekend en vertrouwd, soms letterlijk met een tekst als: ‘Sugar and spice and everything nice. A list of Java’s products follows the nursery rhyme almost word for word.’ De tekst wordt gelezen door een mannenstem van het type diep en welluidend, zoals in die tijd gebruikelijk was. Hier wordt de waarheid vertelt, dat is het gevoel dat met deze klank wordt opgeroepen.
Opvallend is in het begin het gebruik van de uitdrukking ‘de volken van Indonesië’ in plaats van ‘Indonesiërs’. Het meervoud zou gezien kunnen worden als een voorbode van de federale politiek die Van Mook als luitenant-gouverneur-generaal na de oorlog ging voeren. Het is niet te achterhalen of Van Mook zich persoonlijk heeft bemoeid met het wordingsproces van de film. In Ottowa is hij nooit geweest, maar hij bracht in het voorjaar van 1942 een bezoek aan New York en het NIB, precies in de periode dat Fernhout bezig was met zijn montage. Mogelijk is er overleg geweest, de film ademt zeker de geest van Van Mook: zakelijk en vooruitstrevend, al blijft er een grondtoon van paternalisme te bespeuren.
Die houding zit veel sterker in de tweede film die Fernhout monteerde uit het ruwe materiaal van Zindler en die als titel Peoples of the Indies meekreeg. Ook dat is een ‘documentary short’: tien minuten, in kleur en met geluid. In deze film is vooral aandacht voor volk en cultuur en is het koloniale gezag duidelijker aanwezig, zij het in een specifieke rol. De volken van Indonesië hechten in de film sterk aan traditie en Nederlanders vertegenwoordigen het moderne leven. Zij helpen de lokale bevolking om mee te komen in een snel veranderende wereld. Nederland is de grootmoedige koloniale bestuurder: ‘The plantations hands are paid wages, but whenever possible the arrangement also provides for enough time off to enable them to work their own lands. Thus the change from the old to the new is a gradual one. It has not hurt the very people it is supposed to help. Balance and moderation have been the key note of Dutch policy in this great experiment involving sixty million lives.’[ix]
High Stakes in the East werd eind 1942 genomineerd voor een Oscar in de categorie documentaires. Het was het tweede jaar dat er Oscars voor non-fictie films werden uitgereikt, het genre had dankzij de oorlog een enorme vlucht genomen. ‘World War II was probably the single greatest stimulus to the development and proliferation of film making around the world’, meent filmhistoricus Barsam.[x] Alles in de maatschappij kwam in dienst te staan van de strijd en dus ook de documentaire film. Daar vielen simpele instructiefilms onder, maar ook indrukwekkende series als Know your Allies – Know your Enemies en Why We Fight van speelfilmregisseur Frank Capra. Veel van deze films waren compilaties van al bestaand materiaal. Deze vorm werd in deze oorlogsjaren ten volle gebruikt: met oude beelden werden nieuwe verhalen verteld. Al deze films hadden een overduidelijke politieke boodschap, maar daar protesteerde niemand tegen. Een collega van Barsam, Erik Barnouw, geeft als verklaring dat de meeste van deze films een liberaal-sociale toon hadden en kritiek vanuit de progressieve hoek daarom uitbleef.[xi] High Stakes in the East voegt zich naadloos in deze reeks vaak indringende oorlogspropaganda, met zijn beroep op bijvoorbeeld het Atlantic Charter in de slottekst. De film werd tijdens de oorlog in Amerika regelmatig vertoond op bijvoorbeeld universiteiten en scholen.
Epiloog
Het is moeilijk voor te stellen, maar het duurde ruim zeventig jaar voor High Stakes in the East in een Nederlandse bioscoop te zien was. De gelegenheid was een retrospectief, eind 2014 georganiseerd door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, rond alle Nederlandse documentaires die een Oscar hadden gewonnen dan wel een nominatie daarvoor hadden gekregen. De film is ook in geen enkele vaderlandse filmgeschiedenis is terug te vinden. Dat is op zijn zachtst gezegd merkwaardig. High Stakes in the East won de Oscar niet, maar alleen al de nominatie geldt als een grote eer en de film heeft buiten twijfel een hoge kwaliteit. Een aantal beelden zijn fascinerend, met name vanwege het uitgekiende gebruik van licht en kleur. De witte zoutbergen tegen een strakblauwe lucht, de fijne draden van de uitgeplozen sisal, het levert adembenemend mooie plaatjes op. Ook de ongedwongen manier van doen voor de camera van de vele Indonesiërs die we zien is bijzonder. Dan is er het slimme gebruik van het Amerikaanse commentaar en niet in de laatste plaats de prachtig gevonden titel, High Stakes in the East. Er stond echt wat op het spel in Nederlands-Indië en de film maakt dat ook volkomen duidelijk. In die zin is het in mijn ogen een van de best geslaagde propagandafilms over Nederlands-Indië. Het bijna altijd aanwezige paternalisme in Nederlandse films over de kolonie speelt hier nauwelijks een rol. Het gaat om harde gegevens, het gaat om zoveel procent van de wereldmarkt beheersen. Daar wordt door Indonesiërs hard aan gewerkt, dat is wat je ziet. Wat dat betreft zou de film gemaakt kunnen zijn door een onafhankelijke Indonesië, als dat al had bestaan.
De stijl van de film is inmiddels achterhaald, maar dat kan niet de reden zijn waarom High Stakes in the East in de vergetelheid is geraakt. De oorzaak moet eerder gezocht worden in het voor Nederland moeizame einde van het koloniale tijdperk. De boodschap van High Stakes in the East had na de Tweede Wereldoorlog haar kracht verloren, het land moest eerst opgebouwd voor het weer grondstoffen kon leveren aan de wereld. Referenties aan een gelijkwaardig samenleven van alle groepen in de kolonie klonken vanaf half augustus 1945, toen de dekolonisatie in volle hevigheid inzette met het uitroepen van de Republiek Indonesië, voor de buitenwereld tamelijk ongeloofwaardig. Ze waren gebaseerd op idealen die onder meer werden uitgedragen door de rechterhand van Van Mook, Charles van der Plas, die in een nota voor het NIB van eind 1942 schreef dat Nederlands-Indië de ideale samenleving van de toekomst was: ‘unity in diversity’ en ‘building a community in which Indonesians, Dutch, Chinese and Arabs are equally at home, a community richer for it harmonious diversity, ready to fight for its ideals. A community which may become a pattern for the world to copy’.[xii] Zoveel hoogdravendheid moest het wel afleggen tegen de rauwe naoorlogse werkelijkheid, waarin leidende Indonesiërs niets bleken te voelen voor harmonieuze diversiteit onder Nederlandse leiding.
x
[i] Geciteerd in NL-HaNA, Koloniën / Openbaar Verbaal, 2.10.36.04, inv.nr. 3865, Memo Van Mook aan gouverneur-generaal, 23 augustus 1938.
[ii] NL-HaNA, Koloniën / Openbaar Verbaal, 2.10.36.04, inv.nr. 3865, Memo Van Mook aan gouverneur-generaal, 23 augustus 1938.
[iii] idem.
[iv] De Graaff (1997), p.574-604.
[v] Jansen Hendriks (2014), p. 100-106.
[vi] NL-HaNA, Buitenlandse Zaken / Code Archief 45-54, 2.05.117, inv.nr. 2440, Slotemaker de Bruïne aan Registration Bureau, 19 december 1941.
[vii] Citaten uit de commentaartekst zijn afkomstig uit de versie van High Stakes in the East zoals die bewaard wordt bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid onder Taak ID 4544388.
[viii] Dit ruwe materiaal is eveneens te vinden bij Beeld en Geluid, onder Taak ID 119862; 119861; 119858.
[ix] People of the Indies bevindt zich bij Beeld en Geluid, maar is nog niet gearchiveerd.
[x] Barsam (1973), p. 160-161.
[xi] Barnouw (1993), p. 162.
[xii] NL-HaNA, Buitenlandse Zaken / Code-Archief 45-54, 2.05.117, inv.nr. 25533, memo Van der Plas, 15 november 1942.
Bibliografie
Barnouw, Erik, Documentary. A History of the Non-Fiction Film (Oxford: Oxford University Press, 1993)
Barsam, Richard Meran, Nonfiction Film. A Critical History (New York: E.P. Dutton, 1973)
Graaff, Bob de, ‘Kalm temidden van woedende golven’. Het ministerie van Koloniën en zijn taakomgeving 1912-1940 (Den Haag: SDU uitgevers, 1997)
Jansen Hendriks, Gerda, Een voorbeeldige kolonie. Nederlands-Indië in 50 jaar overheidsfilms 1912-1962 (Amsterdam, 2014)
Dit artikel verscheen eerder in Indische Letteren, december 2015.
x
x
Niet nakaarten want alles wat met Ned.Indie is gebeurt is een klucht.Het hele eilanden rijk te verdedigen met 70 duizend KNIL en 10 duizend Australische soldaten die niets anders willen dan zo vlug mogelijk naar huis te vluchten.Een l;eger uitgerust met verouderde defensie matriaal.Zo als een BUFFALO jager di tegen een ZERO moest opnemen.Laat de Indo’s maar krieperen.
‘High stakes in the east’ – stake = staak, paal, brandstapel? Of ‘martelaarschap’- in de Oost?
Liever diversiteit onder eigen leiding/vlag dan onder de Nederlandse; heeft te maken met de verloochening van (vermelde) door Nederland dd.aug.1941 onderterkende Atlantic Charter in 1945! Joris Evans, door Van Mook naar Indië gezonden om de wederopbouw te filmen, maakte Indonesia Calling, de film over de Indonesische opstand in Australië! ‘A stake (= brandstapel) in de Oost’, voor Nederland. Evans werd zijn Nederlanderschap afgenomen. En pas jaren later door min.Brinkman in ere hersteld met de woorden; ‘U stond toen aan de goede kant van de geschiedenis!’
‘High stakes’ betekent in deze context ‘hoge belangen, hoge inzet (bij het gokken) voor een hoge prijs’. Brandstapel is een van de vele andere betekenissen. Een ouderwets woordenboek helpt echt. Het is trouwens Joris Ivens, niet Evans. Interessant artikel overigens, over de propagandafilm over Nederlands Indië ofwel Indonesië.
@MarijkeHenriette; ‘hoge belangen, hoge inzet’- Zo werd er ook in 1945 door Nederland gereageerd. Echter leidde het mi. tot een ware ‘brandstapel’. Kruideniers politiek tegen over een Wereld politiek. Zie hoe het is vergaan met de Britten en hun koloniën. Verenigd in een Gemenebest. Nog steeds. Hun koningin is nog altijd vorstin van 16 Naties! ‘Ivens, niet Evans’- Klopt. Op de achtergrond klonk nl. toen ik bezig was met mijn reactie, de muziek van Jazzpianist Bill Evans.
’t Was blijkbaar niet de moeite om even na te zien dat OttAwa de hoofdstad is van Canada, waar Prinses Beatrix van Margriet beviel in 1943.
Ellen Frei-van der Feltz
Prinses Juliana bevalt op 19 januari in het Canadese Ottawa, waar zij vanwege de Tweede Wereldoorlog verblijft, van een dochter. Het meisje krijgt de naam Margriet Francisca. Op 29 juni vindt de doop plaats in de St. Andrew’s Church in Ottawa.
Bron: Reformatorisch Dagblad
(De aardige onbekende
18-01-2008 16:09 | gewijzigd 18-01-2008 21:23 | W. G. Hulsman)
Wat mij intrigeerd is het gebrek aan interesse in dit soort materiaal in Nederland. Het wordt hoog tijd dat Nederland een objectief beeld vormt over haar verleden. De Romeine hebben een langdurige, diep gaande stempel gedrukt op een groot deel van Europa ten noorden van de Alpen. Nederland heeft ook een behoorlijke invloed gehad op Zuid Afrika en Indie en dat is nog steeds duidelijk te zien.
Ik ben net terug van een reis door Indonesie (Java, Bali, Lombok, Flores). Dit was mijn eerste visite na 70 jaar. De overbevolking en de daarbij behoorende armoede en milieu vervuiling moet je ten deele opzij leggen als een nieuwe ontwikkeling waar de hele wereld mee te kampen heeft. Maar als ik dan Java bekeek vielen een paar dingen op. Indonesiers zijn blijkbaar trots op het oude stadsbeeld uit de VOC tijd. Het zelvde gold voor de Art Deco gebouwen in Bandung. Herstelling en onderhoud is verre van 100% maar een poging is onderweg om te bewaren wat er te bewaren valt. Nederlandse architectuur en bouw methode zijn ook van blijvende aard. Oppervlakkig gezien is Java nog steeds een soort “Nederland in Azie”. Dit geld niet voor de andere eilanden die wij bezochten.
Nederland heeft nooit een poging gedaan om de Nederlandsche taal te exporteren. Voor Engeland was dit vaak het belangrijkste export. Nederlandsche missionarissen en Engelse Missionarisen staan hier in sterk contrast met elkaar. Dit vind ik vreemd . Het is alsof de Nederlander in het buitenland snel zijn taal laat varen en het beheer van de taal niet belangrijk vindt voor onderdanen. Afrikaans is verbasterd Nederlandsch en het zelvde geld voor wat men in West Indie spreekt. In Indonesie kreeg ik te horen dat Bahassa Indonesia voor 50% bestaat uit verbasterde Nederlandsche woorden. Die 50% lijkt mij een beetje overdreven maar er schuilt wel een beetje waarheid in die opvatting .
Het Goethe instituut heeft een kantoor in Bandung, en het zou me niets verbazen als het zelvde ook het geval was voor de Alliance Francaise of British Council. Heeft Nederland het ooit nodig geacht een dergelijk buitenlandsche aanwezigheid op touw te zetten? Nederlandsche bedrijven zijn er zat in buitenwereld , merkwaardig veel voor zo een klein land. Nederland exporteert alles behalve haar cultuur. Is hier en gebrek aan zelf bewustzijn?
Hier in Canada bestaat CAANS ( Canadian Association for the Advancement of Netherlands Studies) . Het is een heel klein groepje akademische enthusiastelingen, maar die vrijwel zonder enige steun uit Nederland te werk gaat. Interesse bestaat er wel in het buitenland
Mochtar Lubis merkt op dat er “veel lessen zijn, die geleerd kunnen worden uit een geschiedenis die zovele jaren lang door twee landen gedeeld is “(Het Land onder de Regenboog blz 192). Geschiedkunde is boeiend, maar je moet wel berijdt zijn om afstand te nemen , en het verleden niet te beoordelen van uit een modern standpunt. De tijden zijn nu eenmaal anders. Het lijkt mij van meer nut om de geschiedenis te ontleden met het doel om een beter begrip te krijgen waarom het zo ging in het verleden dan het zoeken naar zondenbokken. Het is de toekomst die van grootste belang is.
Dit was ook het geval in 1945. Vanaf het moment dat Nederland afhankelijk werd van Amerika , vooral voor de zogenaamde “bevrijding ” van Indie had de regering in Londen / den Haag moeten inzien dat Amerika toen nog een hele sterke anticoloniale houding had.. Propaganda blijft propaganda- een stel leugens omdat de film beeldjes en de politiek niet gelijk liepen. Nederland besefte niet dat de klok niet terug gedraaid kon worden Voordat je iemand die onder moeilijke omstandigheden een machtspositie heeft gewonnen gaat uitschelden, mag je wel eerst poolshoogte nemen naar de stand van zaken. Het is een tragische geschiedenis.
“Heeft Nederland het ooit nodig geacht een dergelijk buitenlandsche aanwezigheid op touw te zetten?” In Jakarta het Erasmushuis. Net als in België, Colombo, Parijs, …. Een nichtje van mij heeft in Australië Nederlandse taal-en letterkunde gestudeerd. Ik weet niet hoe of het nu is, maar als je (in het verleden?) op een universiteit Javaanse taal- en letterkunde wilde studeren, was je aangewezen op Leiden. Dat kon zelfs in Jakarta niet. En de ambassade in Jakarta heeft gezorgd voor de verspreiding over universitaire bibliotheken van mijn dissertatie. Was door mij verstuurd via de diplomatieke post.
“en het beheer van de taal niet belangrijk vindt voor onderdanen” Juist wel. Het beleid was er op gericht dat niet het Nederlands erdoor moest worden gedrukt, maar dat alle (etnische) talen even belangrijk waren. In Batavia werd al op 15 januari 1620 ‘D’exercitie van den Godtsdienst in de Malleysche tale’ geregeld. Tijdens de Indologiestudie, eerst in Delft, en later in Leiden en Utrecht, waren examens in meerdere etnische talen verplicht. Probeer nu op Java Javaans te spreken. Hoewel, in 1997 moest ik in Yogyakarta toch even overschakelen op mijn rudimentair Javaans, dat ik gelukkig nog kon aanvullen met handen en voeten. En al die reageerders die pronken met de restjes ‘Maleis’ die ze nog ergens in hun achterhoofd hebben? Zelfs mijn Zeeuws meisje vindt het gebruik van obat en passangen veel makkelijker dan de Nederlandse equivalenten.
Even wat vergeten: Bij de verspreiding van literatuur, vertalingen van de klassieke (Westerse) wereldliteratuur, de moderne (Westerse) literatuur en de opkomende moderne Indonesische literatuur, speelde het gouvernements uitgeversbedrijf Balai Poestaka, het Kantoor voor de Volkslectuur, een belangrijke rol. Deze instelling, gesticht in 1908, kan worden gezien als een van de belangrijkste voortbrengselen van de ethische politiek. Zij beheerde openbare bibliotheken binnen de Hollandsch-Inlandsche Scholen en haar uitgaven beperkten zich niet tot literatuur, maar omvatte bijvoorbeeld ook publicaties over persoonlijke hygiëne, verkeersregels, en vrouwen in de politiek. Van groot belang voor de acceptatie van Balai Poestaka was dat de vertalingen behalve in het Maleis ook in regionale etnische talen werden uitgevoerd. Ik dacht dat deze Balai Poestaka na de oorlog nog een tijd heeft bestaan.
‘Probeer nu op Java Javaans te spreken’, Javaans spreekt men waar Javanen leven en dat is in Midden en Oost Java (ook in Surabaya), Sundanees spreekt men waar Sundanezen leven en dat is in West Java. zo is het altijd geweest en zal het altijd blijven.
Maar overal verstaat men de Bahasa Indonesia. Tenzij men ook daar handen voeten voor nodig heeft, is het makkelijker zich verstaanbaar te maken op Java.
“Maar overal verstaat men de Bahasa Indonesia” Dat was in het door mij genoemde geval niet zo. En wel de kassa van de kraton in Yogyakarta. En voor mijn rudimentair Javaans bleek gebruik van ‘handen en voeten’ heel geschikt. Gebruik ik over heel de wereld. In Surabaya wordt meer Madoerees gesproken dan Javaans. Mijn oma in Poedjon sprak ook Madoerees. Bij mijn vader aan boord veel Madoerees en Boeginees. Soms liggen de problemen anders. Tegen een gids of taxichauffeur wil ik altijd pronken met mijn bahasa, maar hij/zij wil pronken met Engels. Ik kreeg eens bezoek van een Italiaan van de WHO. Bij zijn voorlichting aan de bevolking van desa’s dacht hij soms dat zijn tolken onbetrouwbaar waren. Maar ja, dat was Engels>Hoog-Javaans>Laag-Javaans> Hoog-Javaans>Engels. In het laatste taaltje weet je niet meer of het eerste taaltje wel goed is overgekomen. En bij Japanse bezoekers heb je te maken met Engels>Japans>Japans>Engels. En pas in de laatste vertaalslag weet je of ze het hebben gesnapt.
In mijn werk had ik leuke momenten bij vergaderingen van de ECE (“United Nations Economic Commission for Europe”.) in Genève. Dat de Tsjechische voorzitter Russisch sprak was geen probleem, daar had je de tolkenhoofdtelefoon voor. Ook geen probleem dat het eindverslag in de Engelse versie werd goedgekeurd. Maar daarna moesten de vertalingen in het Russisch en andere Oostbloktalen nog worden goedgekeurd door de eigen afgevaardigden. En die wilden geen problemen hebben met hun bazen. Dan was je een halve dag bezig met voor diverse woorden synoniemen verzinnen die aanvaardbaar waren. Onder aanvoering van een oude Engelse afgevaardigde, die aardig en onvermoeibaar was voor iedereen. Vriendschap midden in de koude oorlog!
Beste Boudewijn. U heeft over uw reis in Indonesie een mooi overzicht gegeven. Ik ben zo vrij en geef mijn commentaar over een paar punten. Het is juist dat in Indonesie de vervuiling groot is, dat komt, omdat er te weinig geld is om dit probleem aan te gaan.Maar u heeft dus ook niet gezien dat schoolklassen regelmatig der omgeving van hun scholen schoonmaken. En bent U ook op Madura geweest? Daar is het zo schoon op het hele eiland, dat men van de grond kan eten.
Ik ben het niet met u eens, dat de Indonesiers de Ned. architectuur in stand houden, omdat ze zo ‘trots op het oude stadbeeld van de VOC’ zijn, maar meer in dien zin dat het aan hun eigen geschiedenis onder de VOC moet herinneren. In een blog van de Java Post heb ik eens geschreven dat midden in de rimboe een station werd gerenoveerd. Dat heeft de gemeente daar gefinancieerd. Geen tourist gaat daar ooit naar toe, nooit van gehoord. Maar daar hebben vroeger koelies gewerkt en dat was zwaar werk.
Op de andere door u bezochte eilanden had de VOC geen reden om grootste gebouwen neer te zetten. Dat Bali een touristenattractie zou worden heeft men ook niet kunnen voorzien. Bovendien hebben de Balinesen een eigen architectuur.
Ik weet niet wie u wijsgemaakt heeft, dat de Bahasa Indonesia uit (ca.) 50% verbasterde Nederlandse woorden bestaat. In dat geval moet het toch voor Nederlanders, vooral voor de schrijvers van dit blog, toch een peulschilletje zijn om boeken in de Bahasa te kunnen lezen. Doen ze dat? en dat ofschoon er zoveel door jonge schrijvers/ters gepubliceerd wordt. Jammer!
Het was zoals u schreef uw eerste reis na heel veel jaren. Ga meer naar Indonesie, dan
krijgt u meer te weten. Het is het waard.
Beste groeten Maud
Beste Maud, jij had het over de vervuling die je tegenkomt , vooral op West Java. Madura hebben wij niet bezocht.
Het vervuiings probleem is complex. Ten dele is dit een algemeen wereldomvattend probleem en ten dele afhankelijk van lokale omstandigheden.
Geld speelt natuurlijk altijd een rol, waar dan ook. Daarbij heeft onze moderne verpakkings industrie ongeloofelijk veel op haar geweten. De wereld verzuipt onder een zee van plastic. Je kan op de schitterende Flores zee niet verder dan vijfhonderd meter varen zonder een drijvend stuk plastic tegen te komen. De oceaanen worden gelijdelijk aan groote vuilnis bulten.
Maar volgens mij zijn er twee andere factoren die in nauwer verband staan met een land als Indonesia, en niet uitsluitend Indonesia voeg ik hier snel aan toe.
Overbevolking is een ramp van de hoogste orde want het brengt met zich mee armoede, gebrek aan werk en een hopeloos vooruitzicht. Niemand vindt het prettig om een vervuilde omgeving te wonen en het is opmerkelijk dat waar men een beetje levensruimte heeft, de interieure van huizen zowel als het erf er om heen schoon gehouden wordt. In Indonesia zagen wij twee soorte van arme mensen. Het werk in de sawas met de rijst kultuur is vanuit onze moderne economische standpunt haast anachronistisch, maar die samenleving schijnt nog goed te functioneren. En dan waren er de eindeloose rij warungen en stalletjes langs de weg waar de aanbod van goederen volkomen uit balans is met de vraag. In de desas tussen de sawas is het redelijk schoon , maar waar het een toer is om in het leven te blijven door kroepoek te verkopen in concurrentie met honderden buren is er misschien geen tijd meer voor huishouding. Landbouw staat in conflict met overbevolking.
Het idee dat landschap in algemeen bezit waarde heeft wordt ook niet overal erkent. Je maakt je eigen erf schoon , maar wat doe je dan met de rotzooi? Als naast jouw erf de rimboe ligt, of een rivier dal, dan kan je het daar gooien. Langs de weg kan ook.Om dit te vermijden moet een gezamelijk oplossing gevonden worden Dat soort gemeenschappelijke aanpak ontbreekt hier en daar. Misschien lukte dit op Madura.
De verwaarlosing van gemeenschappelijk grondbezit is verre van een uitsluitend Indonesisch probleem, maar de overbevolking op West Java, vooral, maakt de oplossing zoveel moeilijker te vinden.
Krassen op een rots??
Een werkend model van de oxidatiesloot (TNO!!) was in 1962 te zien in het Nederlandse paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Seattle. Waren wij (TNO’ers) trots op. Daar waren ook mooie films over Nederland te zien. Gelukkig niet weggesabeld als propaganda wat het vaak toch wel was. Als je trots bent op iets, dan stop je het toch niet weg in een grote zuur-aanval? En de propagandafilms van Nederlandse multinationals om in Nederland te investeren. Ik heb zo’n idee dat de Nederlandse ambassades ook beschikken over mooi propagandamateriaal. Doet gelukkig niemand moeilijk over. Natuurlijk zijn veel van die films verouderd, maar dat heb je met al die oude lui (zie de statistiek op I4E!) die nu achter hun computer zitten ook. Ik dacht dat ik ook niet meer ben om aan te zien. Heb ik geen probleem mee. En gelukkig mijn Zeeuws meisje (ook al oud) ook niet. Dat sommige mensen mij misschien minder aardig vinden is hun probleem, doe ik echt niet zuur over.
“met Ned.Indie is gebeurt is een klucht” Heel veel wat er in Indië gebeurd is, is nog steeds in gebruik. Als ik in Surabaya rondloop herken ik nog steeds Soerabaja. Met hetzelfde gemeentehuis, hetzelfde Gouverneurskantoor. Dankbaar in gebruik. Mijn scholen, mijn kerk zelfs met dezelfde doopvont waar ik ben gedoopt. Zelfs het grondgebied van het huidige Indonesië is er dank zij Nederland. Met de hoofdstad die van Nederland is overgenomen. Met alle gebouwen die nog steeds dankbaar worden gebruikt. En in Bogor die prachtige plantentuin. En …… Waarom zou ik over Indonesiërs en wat er nu in Indonesië gebeurt zuur doen? Dat er in 1945 wat onaardige mensen onder zaten, nou en? De meeste Indonesiërs zijn toch best aardig? Vind ik tenminste.
Het is een feit dat voordat men kan oogsten moet men eerst gaan zaaien.
Heeft Nederland iets gezaaid in Nusantara ? .
Mochtar Lubis had ook vraag tekens over de beroemde / vaak herhaalde zin “Daar werd wat groots verricht ” .
Een kleine verzameling hiervan is te vinden in bijlagen bij de Akte van Soevereiniteitsoverdracht. Er moest veel, heel veel worden overgedragen. Alle hebben en houden van Indië. Daar is door gemengde Indonesische/Nederlandse commissies een jaar aan gewerkt. Het meeste staat daar echter niet in, dat was financieel al afgeboekt/afgeschreven.
Is deze film eigenlijk ergens online te zien?
Helaas, de film is door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid nog niet online gezet, ik zal er nog eens op aandringen. Veel andere films uit de kolonie zijn wel online op hun site te vinden. Ga naar in.beeldengeluid.nl en dan zoeken op ‘koloniën’ of een meer specifiek trefwoord.
Bedankt voor je reactie! Ik heb inderdaad al wat films gezien op beeldengeluid.nl maar ik was na het lezen van je proefschrift ook vooral in deze film geinteresseerd. Bizar detail vond ik dat er nog films in een ‘bunker in Scheveningen’ liggen. Weten we daar nog iets meer van?
Ik heb de film “High Stakes…..” niet kunnen zien, maar kom toevallig in aanraking met een andere Nederlandse propagandafilm in kleur en wel één uit 1938 ” The Coveted Indies” van de Amerikaanse regisseur Deane H. Dickson (is te zien op You Tube).
In deze film moest vooral tot uitdrukking komen dat tropisch Nederland met al zijn begeerlijkheden ontspannen maar waakzaam was en een eventuele vijand kon weerstaan. Ik lees op een winkel het uithangbord met “Banzai”, dat voorspelt veel goeds. Wel is te zien dat Ned.-Indie dezelfde oppervlakte bestrijkt als de gehele VS.
Beelden van de krijgshaftige stadswacht van Batavia (een veredeld soort KNIL met de bekende hoed met één opgeslagen rand,bespaart ruimte!!!) ) worden afgewisseld met strijdvaardige beelden van de brandweer (wel met helm). Als iemand wil weten hoe blanke kolonialen door een stoet bedienden worden geholpen, dient deze de film (2 delen) te zien.
Het gezin van de stijle Gouverneur-Generaal Van Starkenborgh wordt al werkend: tennissend, zwemmend en bloemenplukkend in het buitenverblijf Tjipanas in beeld gebracht.
In een fragment komt Van Mook (toen directeur Departement van economische zaken) al rokend in beeld. We zien twee doorvoede mannen (de Indonesische bevolking wordt al werkend getoond en wordt niet door zwaarlijvigheid geplaagd) uit het departement komen. Het zijn van Mook en van Hoogstraten (feitelijk plaatsvervanger van Van Mook op het departement) . Indie leek op alles voorbereid. Ik praat dus over 1938.
De film geeft wel een goed beeld van de koloniale architectuur in Ned. indie. Ik heb geen Indo in de film kunnen ontdekken, maar ja Indo is meer een gevoel.
Apropos, opmerkelijk is dat de schrijfster van bovenstaand artikel Gerda Jansen Hendriks de gegevens die ik haal uit de biografie van Van Mook (2014) niet vermeldt, zie ook haar summiere bronvermelding.
Maar zij kan natuurlijk niet alles over de propagandafilms van Van Mook lezen of zien.
Geachte Peter van den Broek,
Mijn stuk is voortgekomen uit mijn proefschrift over de overheidsfilms over Nederlands-Indië en voor dat proefschrift heb ik meer gelezen over propagandafilms en Van Mook dan ik in dit verhaal kwijt kan. Ik denk dat de biograaf van Van Mook, die verwijst naar de film The Coveted East Indies, zich vergist als hij meent dat deze film door Van Mook is bedacht. Het valt na te lezen in mijn proefschrift dat online te vinden is op de site van de Universiteit van Amsterdam: dare.uva.nl en dan zoeken met trefwoord voorbeeldige kolonie. Het gedrukte boek is via mij te krijgen.
~ Veel van de films over Nederlands-Indië zijn gemaakt in opdracht van de overheid en steevast laten die films een positief geluid horen. Nederland bouwt de kolonie op in de 20ste eeuw, het zorgt voor een goede infrastructuur, voor een groeiende export van grondstoffen voor de wereldmarkt, voor onderwijs en gezondheidszorg. Nooit is er iets te zien over uitbuiting van arbeiders, over belabberde huisvesting voor de lokale bevolking, laat staan over de activiteiten van de Indonesische nationalisten. Als na de Tweede Wereldoorlog Nederlandse militairen in grote getale naar Indië worden gestuurd, krijgen bezoekers van de bioscopen in Amsterdam, in Franeker, in Goes en in Heerlen vooral vrolijk kijkende Hollandse jongens te zien die de bevolking voorzien van voedsel en medicijnen en naar wie vriendelijk wordt gezwaaid.
De propaganda van het Gouvernements Filmbedrijf heeft een veel langere adem gekregen dan de mensen die daar werkten ooit konden vermoeden. In de filmarchieven is Nederland voor eeuwig de koloniale macht die het beste voorheeft met zijn burgers en onderdanen. ~
Bovenstaande tekst staat in – dare.uva.nl. – .
Nooit is er iets te zien van uitbuiting, over belabberde huisvesting voor de lokale bevolking.? Over activiteiten van nationalisten heb ik gelukkig geen weet, al werd ik zelf als kind aangerand en gestenigd!
Logisch, als er geen bewijzen van eerstgenoemde zaken bestonden. Ook blanken woonden belabberd. Een woning werd opgedeeld in kamers, zoals studenten nu in Nederland wonen. Hoe vaak hebben we bij elkaar moeten kruipen om plaats te verschaffen aan dakloze familieleden? Ook mijn vader werkte zich toen op de zenuwen bij de KPM met een loon in Rupiahs dat niet toereikend was, want Ma moest iedere eind van de maand geld van haar weduwe-moeder lenen om boodschappen te kunnen doen, terwijl ze op de pasar ook nog van haar tas werd gerampokt zonder dat wie maar ook haar te hulp snelde. In de Hollandse koloniale periode hield Ma maandelijks tenminste nog geld over van de 90 hollandse guldens.
Ik denk dat ik er maar beter over ophou en anderen hún verhaal laat vertellen!
En jullie, Hollandse jongens, blijf alsjeblieft maar eeuwig vrolijk kijken bij het voorzien van voedsel en medicijnen aan een of andere bevolkingsgroep; ooit die van jullie eigen, misschien. Bedankt!
“steevast laten die films een positief geluid horen” Dat is toch normaal voor dit soort films? En daar doen we uiteraard niet moeilijk over, iedereen weet dat het bla bla is. Wordt wel keurig bewaard en gearchiveerd, maar niemand heeft er belangstelling voor. Gelukkig dat er nog promovenda bestaan. Alleen worden die dissertaties over Indië nauwelijks gelezen, gezien ook mijn eigen ervaring. Gelukkig dat er nog archieven bestaan. Ze vertellen toch ook niet dat ik nu weer drie maanden moet wachten op de cardioloog?
“Nooit is er iets te zien over ” Ze hebben ook niet gefilmd dat we direct na de bersiap met mobiele poliklinieken de demarcatielijnen over gingen. Hieronder nog een oud stukje van mij over een stukje loopbaan van mijn eerste baas bij TNO: In Indië had hij lang gewerkt als inspecteur bij de Dienst der Volksgezondheid. De medewerkers van dat instituut doorkruisten de hele archipel om diverse aspecten van de volksgezondheid te onderzoeken. Wekenlang onderweg in de binnenlanden, met weinig technische mogelijkheden. De kunst was om met eenvoudige middelen, die je vaak ter plaatse zelf moest verzinnen, een zo goed mogelijk resultaat te bereiken. In de geest van Nobelprijswinnaar prof. C. Eijkman werd niet alleen veel onderzoek naar vitaminegebrek gedaan, maar ook naar woonsituaties en hygiëne zoals de watervoorziening. Al die jaarverslagen keurig in de archieven, worden nooit gelezen. Is nooit gefilmd, waarschijnlijk te gewoon.
@Aelle; ‘de propaganda heeft een een langere adem gekregen’- Mi. heeft het(tot op heden) te maken met verzwijgen/misleiding van historische feiten. Vrij Nederland, jl.Maart; Al meer dan 30 jaar pleit Ewald van Vugt voor een radicale herziening van de Koloniale geschiedschrijving oa.over opium; De NHM(door Kon.Willem 1 gestichte Ned.Handel.Mij) verkreeg de import en de lokale opium in handen. Het leverde de in jr.1830 (en daarna) de hoogste inkomstenpost op de koloniale begroting! De vorst van Bali deed ook aan opium handel, zeer tegen de zin van het gouvernement. Tot dan toe was het gangbare verhaal dat de Nederlanders Bali in 1906 binnen gevallen zijn omdat ze niet langer wilden dat Balinezen gestrande schepen zouden plunderen. In werkelijkheid was opium de drijfveer om Bali te onderwerpen. Karabijnen, artillerie tegen lansen en speren, die een ware slachting (Poepoetan= liever sterven dan zich onderwerpen) veroorzaakte. En wat nog geroofde goud/kunstschatten opleverde. Die onlangs in Nederland nog werden ten toon gesteld.
De filmThe Coveted Indies is wellicht niet bedacht maar zeker geinspireerds door Huib van Mook. Hij was er zeer zeker direct bij betrokken als Directeur van het Departement van Economische Zaken.
Gerda Jansen Hendriks geeft zelf in haar proefschrift aan dat Huib van Mook niet alleen een vooruitstrevende ambtenaar én ook filmliefhebber was Daarnaast citeert zij in haar proefschrift:
……….Er moet wel sprake zijn geweest van een goede verstandhouding tussen Dickason en het gouvernement want de gouverneur-generaal en zijn vrouw komen in de Coveted East Indies uitgebreid in beeld.
Maar er is ook een goede verstandhouding tussen de producent Dickason en Van Mook, want Van Mook zelf poseert met zijn collega Van Hoogstraten voor het departementsgebouw van Economische Zaken
Tevens vind ik over zijn sterke betrokkenheid overtuigende/plausibile aanwijzingen in zijn biografie.
Citaat: ……Eén van Van Mooks belangrijkste handelspolitieke wapenen was de propaganda voor bevolkingsprodukten. Naast het zenden van handelscommissarissen naar Egypte en Argentinie, liet hij Indie deelnemen aan tentoonstellingen in Nagoya en New York. Tevens was hij voorzitter van de Kapok-centrale, die de export van Kapok diende te bevorderen.
……Voor het produceren , regisseren en distribueren van een dergelijke documentaire verwachtte Van Mook van de Indische en de Nederlandse filmindustrie voorhands geen heil. Behalve van een enkele documentaire waren de Nederlands produkties van middelmatige kwaliteit….. Van Mook zocht voor zijn documentaire een regisseur buiten Indie en buiten Nederland. … Van de Volksraad kreeg Van Mook in September 1938 unaniem steun voor zijn enigszins romantische voorstel. Hij wendde zich tot de Amerikaanse filmproducenten……..De keuze viel op de Amerikaanse Dickason voor de film The Coveted Indies.
Toch stel ik wat vraagtekens bij de volgende uitspraak van Gerda Jansen Hendriks in haar proefschrift:
Citaat: ……..Eigelijk is The Coveted East Indies een journalistieke reisfilm; het is ONDENKBAAR dat Van Mook zou hebben ingestemd met opnames van ronduit haveloos ogende Indonesische havenarbeiders of mannen die bijna bezwijken onder de vracht van hun zware pikolans. …..
Ik denk niet dat het zo ondenkbaar is dat Van Mook instemde met dat betreffende beeldfragment. De propagandafilm geeft duidelijk aan de zelfgenoegzaamdheid van de Nederlandse bestuurders, de Gouveneur-Generaal in eerste persoon en daarnaast het fragment over Van Mook en zijn departement. Stel je deze koloniale fragmenten tegenover de beelden over de Indonesiers, werkend vanuit hun locale tradities, dan is de boodschap aan de Amerikaanse publieke opninie duidelijk: het zijn de energieke Nederlanders die de Indonesiers uit hun lethargie halen. Daarin geloofde ook Van Mook in, ondanks dat hij lid was van de Stuwgroep. Hij blijft de Indische werkelijkheid vanuit zijn koloniale en Nederlands perspectief zien, dat is wel de tragedie van die man.
Van STONE AGE to JET AGE. Dat is gebeurd met een Papua jongen wiens vader nog de koteka draagt en jaagt met pijl en boog. Hij werdt door een TNI officier ontvermt en naar Jakarta gebracht waarbij hij op de Luchtvaart school kwam en de rang van Captain van een F-28 viegtuig bij de MERPATI AIRLINES bereikte.
Zijn indrukwekkende c.v., lees: visitekaart.
Van Mook studeerde Indologie in Leiden, een opleiding voor Nederlandse bestuursambtenaren in de kolonie Nederlands-Indië. Grappig!
http://www.parlement.com/id/vg09lljdp9x3/h_j_huib_van_mook
“Grappig!” Wat is daar grappig aan? Een studie Indologie? Aan zijn opvattingen was wel te merken dat hij niet in Utrecht Indologie had gestudeerd.
De benaming Indoloog werd na 1950 Indonesianist, ha ha ha en de studie heet nu South and South East Asian Studies. https://www.youtube.com/watch?v=y1EzpYUmW_U
Voor van Mook is Maleis en Javaans aan geboren waar hij in Semarang is geboren. Voor de WWII waa hij toch directeur van Economishe zaken? Die niets met Indologie( 7de faculteit) heeft temaken.
Pret pakket studie ,
jammer dat ik niet meer mobiel ben, anders wil ik wel daar gaan studeren op mijn oude dag.
Ik dacht door de verschillende verplichte talen behoorlijk pittig. Plus Indisch recht. Plus bestuurskunde. Totaal niet vergelijkbaar met de studies van na 1950. In Nederland nu alleen al Nederlands recht vier jaar, wat bijna niemand lukt. Voor deeltijdstudie, wat ik deed op mijn oude dag, stond zes jaar. Dat is mij gelukt, wat me een pluimpje opleverde.
Ik ken het Leidse/Utrechtse curriculum van vóór 1950 niet, kunt u misschien vinden bij Cees Fasseur. Ik heb wel iets gevonden van het nog oudere Delftse curriculum: De aanstaande ambtenaren zouden onderwijs ontvangen in het Arabisch, Maleis en Javaans en verder in een reeks andere vakken waaronder boekhouden, landmeetkunde, Mohammedaans recht, geschiedenis, aardrijkskunde en staathuishoudkunde. Zij zouden echter naar verkiezing ook nog andere lessen aan de hogeschool kunnen volgen.
Cees Fasseur beschrijft in “De Indologen, Ambtenaren voor de Oost 1825-1950” de regeling der lessen 1863-1865:
veel Land- en Volkenkunde
Instellingen van den Islam
Publiek Recht N.I.
veel Maleisch
veel Javaans
en Kitas Toehpah (whatever that would be!!))
De lessen waren al op de tropische temperaturen gebaseerd: 09:00-11:00 en van 13:00-16:00, van maandag tot vrijdag.
Profs: Veth, Pijnappel, Roorda
“de regeling der lessen 1863-1865” : Ik heb zo’n idee dat de Indologiestudie in de jaren dertig er wel wat anders uitzag. Mijn studie in de jaren vijftig zag er ook een beetje anders uit dan in de 19e eeuw.
“Die niets met Indologie( 7de faculteit) heeft temaken.” Alle hogere Indisch ambtenaren hebben Indologie gestudeerd. Daar zat ook economie en staathuishoudkunde in. In hun aanstelling wisselde de positie regelmatig, het waren politieke functies, net als ministerposten in Nederland (Rutte geschiedenis dacht ik). Zo ook bij mij. In Delft heb ik Weg- en waterbouwkunde gestudeerd (zat ook staats/provinciaal/gemeente/waterschapsrecht in), maar werkte bij TNO in de gezondheidstechniek. In Rotterdam heb ik Nederlands recht (incl. economie en boekhouden) gestudeerd, maar gepromoveerd op een VOC-onderwerp, en nu steeds verwikkeld in Indisch staatsrecht. Leuk, die brede inzet, daar blijf je wakker bij.
Peter van den Broek zegt:
30 juni 2016 om 10:22 am
en Kitas Toehpah (whatever that would be!!))
=========================================
Is KITAB(boek) Toehpah , de Moslimwetten boek .
Aanvulling :Salomo Keijzer (1823-1868) .
Schreef een “handbook” over Islamitische recht ( familie en erfrecht) gebaseerd op de werken van al-Shirazi al-Firuzabaidi (Syafi’iyah).
Er was namelijk eeuwenoude toevoegingen ( dus niet zuiver Islam) , zie de invloed van adatrecht !.
In 1853, S.Keijzer stelde de Kitab Toehpah met 359 wetten die hij “Hukum Islam Jawa” (Islamrecht op Java) noemde .
En vergeet niet: B. Ter Haar Bzn., Beginselen en stelsel van het adatrecht, Groningen/Batavia: Wolters 1939.
Toen ik het boek “De Indologen” weer doorbladerde, stuitte ik op dit vakkenoverzicht en is louter bedoeld als illustratie wat er zoal in die tijden aan de toekomstige ambtenaren onderwezen werd. Mijn vraag over Kitas Toehpah blijft onbeantwoord.
Dhr Somers drukt zich wat cryptologisch uit. “Alle Hogere Indische ambtenaren hebben Indologie gestudeerd…. dat dient gecorrigeerd te worden in “alle hogere en (dus) Nederlandse ambtenaren in Indie hebben Indologie in Nederland gestudeerd.
Er bestonden etnische grenzen in tegenstelling tot bvb de Indian Civil Service, ICS. …….Het Binnenlands Bestuur was geen keurkorps maar een kleurkorps……. Dat de uitzondering de regel bevestigt komt duidelijk tot uitdrukking bij Raden Mas Ismamgoen Danoe Winoto (1847-1896) Hij slaagt een 1875 voor het grootambtenarenexamen, maar ver zou hij het niet brengen, hij kwam tenslotte bij de inspectie van het Inlands onderwijs terecht. Wat die kleurenscheiding betekent in de praktijk blijkt wel bij de soevereiniteitsoverdracht, daardoor werd de invloed van het Ned. Bestuur in alle hoeken en uithoeken van het ene op het andere moment tot nul gereduceerd, hoezo klasje op een rots!!!
Het boek “De Indologen” is uiterst gedetailleerd en daardoor nogal moeilijk te lezen, ik vond die brede inzet nu en dan wel slaapverwekkend , daar komt nog bij dat het boek 552 blz bevat. Ondanks dat heb ik me letterlijk en figuurlijk door het boek geworsteld in Maart 2010, want als ik hersens belangstelling voor heb, dan wil ik wel het naadje van de kous weten. Avondschot van JJP de Jong met zijn 786 blz over hoe Nederland zich terugtrok uit zijn Aziatisch Imperium, heb ik daarentegen in een vloek en een zucht uitgelezen.
Het Binnenlands Bestuur was geen keurkorps maar een kleurkorps…
===========================================================
Dat was zo.
In het begin voordat de Bupathi (Regenten) /Patih en Wedana’s etc hun geboorte recht/privilege beknot werd door Raffles of Daendels ? kregen ze de functie of rechtstreeks van de Sultan/Vorst of gebaseerd op hun geboorterecht.
Daarna werd “alleen” geschikte ( lees: plooibare) oudste zonen die de baan van pa mag overnemen.
Door de invoering “kleurenkorps” dacht bij de Kawedrie school Batavia en aangevuld door OSVIA kunnen de toekomstige Inlandse Besturen carriere maken via de ambtenarij, soms bij de justitie , politie( mantri politie , djaksa , assisten wedana , wedana en verder eindigen als bupathi/regent .
Mijn opa had ook een langere loopbaan route gehad , voordat hij ass. wedana en wedana werd in de Residentie Batavia.
Bij de overdracht van macht / transitieperiode daarna was het logisch dat de subtop van de macht ( bijna allemaal kinderen van bupathi/wedana’s etc die de plaatsen van het handjevol ingedutte Europese Bestuurders gelijk invullen .
Daarom was het een mythe geweest dat de inlanders niet in staat zouden zijn om hun verworven MERDEKA in goede banen te leiden.
Maar zijn ‘Diplomatie of strijd’ (een uitwerking van zijn dissertatie) vind ik beter. Dat gaat over de meest chaotische periode 1945-1947 waar je keurig doorheen wordt geleid. Voor mij ook heel herkenbaar in mijn achterhoofd. ‘Avondschot’ is de afwerking, verloopt meer zoals een revolutie in volkenrechtelijke zin wordt afgewerkt, en is daarmee ook gemakkelijker leesbaar.
“dient gecorrigeerd te worden ” Valt wel mee, er waren ook Indonesische Indologen uit Leiden bij. En het grootambtenarenexamen is geen Indologie, nog afgezien van het genoemde jaartal. (lijkt wat niveau betreft een beetje op de latere polytechnische PBNA-opleidingen). De verhoudingen in Nederland meet je toch ook niet af aan een situatie in 1875. Dat is nou echt Tempo Doeloe, wat niemand van ons heeft meegemaakt. Ook in Nederland was er nog geen algemeen kiesrecht in die tijd, dat is toch geen voorbeeld van de samenleving en het ambtenarendom. Net zoals het door u genoemde curriculum uit 1863-1865. U rekent mijn Delftse opleiding toch ook niet af met de polytechnische school uit de 19e eeuw? (waar overigens wel de term ‘civiel’ vandaan komt). En mijn Rotterdamse opleiding uit de jaren negentig is toch heel wat anders dan de juristen uit de 19e eeuw! En misschien wist u het nog niet, een Indisch Ambtenaar hoeft helemaal niet ‘Indisch’ te zijn. Het is gewoon een ambtenaar in dienst van het Nederlands-Indische gouvernement: ‘Indisch Ambtenaar’. Mijn vader was als Vlissingse totok bij de Gouvernements Marine gewoon Indisch Ambtenaar. Personeel van de KM niet, zelfs niet als je (licht) getint was!
klasje=krasje
In mijn tekst komen wat schrijffouten voor want de spellingscorrectie is wat dolgedraaid sinds mijn zoon bij mijn afwezigheid ook mijn PC benut, de talen lopen dan wat doorelkaar, hiervoor mijn excuses.
U heeft wat dat betreft gelijk. ‘Avondschot’ is met mijn beperkte kennis van het Internationaal Volkenrecht gemakkelijker leesbaar. Ik begin nu enigszins te begrijpen waarom U de nadruk legt op dat Lingadjatti, want dat wordt in “diplomatie en strijd, een boek uit 1988, uitbundig gesproken. De gebeurtenissen na 1947 zijn een brandhaard van discussie tussen ons, maar dat ligt veelal aan een ongelijke feitenkennis van het diplomatiek gebeuren. Als U Avondschot aandachtig leest, een boek uit 2011, dan zullen wellicht meningsverschillen dienaangaande verdwijnen.
De opmerking dat er ook Indonesische Indologen uit Leiden bijwaren (welke??) dient wel beargumenteerd worden. Zoal die er waren werden die niet tot de hogere functies in het Indische ambtenarenapparaat opgenomen, in het bijzonder bij het Binnenlands Bestuur. Ik kan mij geen Indonesier cq inlander bij het BB herinneren, maar ik ben ook van na de oorlog.
En dat het grootambtenarenexamen geen Indologie is , is formeel waar, maar daar heeft Fasseur het niet over. Indologie in Delft, Leiden en later Utrecht zoals Fasseur het beschrijft is de voorbereiding op het grootambtenarenexamen. Drie (3) instellingen voor Indie, terwijl in Indie geen gelijksoortige instelling was, dat had toch meer voor de hand geleken, maar ja die mensen daar waren waarschijnlijk in Nederlandse ogen niet te vertrouwen. . Daar komt nog bij dat in Nederland in die tijd elke Jan met de pet ambtenaar kon worden zonder enig toelatingsexamen af te leggen.
Het citaat: “OOK” in Nederland was er nog geen algemeen kiesrecht in die tijd ontbreek een logica. In indie is nooit algemeen kiesrecht geweest en dat is wel een schoolvoorbeeld van de koloniale samenleving en het koloniale ambtenarendom.
Dhr Somers spreekt zich wel tegen als hij beweert: “En misschien wist u het nog niet, een Indisch Ambtenaar hoeft helemaal niet ‘Indisch’ te zijn, terwijl het zelf zijn uitgangspunt van de discussie is: “Alle Hogere Indische ambtenaren hebben Indologie gestudeerd” . in de discussie zijn het de Hogere Indische ambtenaren. Ik zou dhr Somers nochthans aanraden het boek van C. Fasseur aandachtig te bestuderen.
Het komt er hierop neer dat C. Fasseur een geschiedbeschrijving geeft van de Indologen , ambtenaren voor de Oost 1825-1950. Om dan zoals dhr Somers doet een vergelijking te maken met zijn gevolgde studie, dat toch niet Indologie is, lijkt mij wel uit de lucht gegrepen, het is wel appels met peren vergelijken. C. Fasseur maakt daarentegen een vergelijking met de Indian Civil Service, dat wel hout snijdt. Men dient het verleden met de maatstaven van het verleden te beoordelen.
Prof.Dr Pangeran Aria Raden Husein Djajadiningrat zoon van Wedana en later Bupathi van Serang , Raden Bagus Djajawinata.
Geboren 8-12-1886 ,tijdens zijn HBS tijd bekend onder de naam Willem van Bantam .
Hij was de eerste Inlandse Doktor Indoloog..
bron : http://www.kompasiana.com/maspet/husein-djajadiningrat-indolog-pertama
“ook Indonesische Indologen uit Leiden bijwaren (welke??)” U kunt zelf zoeken in de almanakken en daarna via Google hun CV. Zelf heb ik daar geen belangstelling voor. Van de hogere Nederlandse ambtenaren weet ik toch ook maar heel weinig. Toevallig ken ik er een (zijdelings hoor, ik ben tenslotte geen BNner): Raden Abdulkadir Widjojoatmodjo. Indologie opleiding aan de Rijksuniversiteit Leiden. Wikipedia: In 1919 werd hij secretaris van het Nederlandse gezantschap in Djeddah in het sinds 1916 onafhankelijke Koninkrijk Hedjaz. In 1932 werd hij vice consul in Mekka en daarmee de hoogste Nederlandse vertegenwoordiger. Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kreeg hij een hoge functie op Nieuw-Guinea. Vanaf maart 1944 was hij adviseur in algemene dienst van de luitenant-gouverneur-generaal Hubertus van Mook. Als ‘Çommanding Officer’ van de NICA tevens verbindingsofficier voor de staf van MacArthur, en na het vertrek van de Britse troepen lid van de Tijdelijke Bestuursdienst. Hij was aan het eind van de oorlog tijdelijk de hoogste Nederlandse gezagdrager in Nederlands-Indië toen Van Mook zich nog in Brisbane bevond. Hij werd aangesteld als resident van de Molukken. Hij speelde als secretaris van staat voor algemene zaken een actieve rol bij de voorbereidingen voor de staatkundige veranderingen. Eind 1947 was hij waarnemend Luitenant-Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Hij was voorzitter van de Nederlandse delegatie die onder leiding van de Verenigde Naties over de Indonesische onafhankelijkheid onderhandelde. En van Hoesein Djajadiningrat weet ik toevallig dat hij ook in Leiden is gepromoveerd. En dan heb ik het nog niet eens over de in Rotterdam en Delft/Bandoeng afgestudeerde Indonesiërs, die na hoge functies in Indië ook in Indonesische functies werkten.
“Indologie in Delft, Leiden en later Utrecht zoals Fasseur het beschrijft is de voorbereiding op het grootambtenarenexamen.” Indologie is een academische studie, de ambtenarenexamens niet. En daarmee is Indologie geen voorbereiding op het Groot Ambtenaren Examen (mag overigens wel). De ambtenarenexamens vonden in Indië zelf plaats. Naast het Europees onderwijs was de etnische verscheidenheid aanleiding tot een gedifferentieerde onderwijsstructuur, aangepast aan de behoeften van de verschillende bevolkingsgroepen. Het ‘hogere’ inheems onderwijs in Europese stijl en in de Nederlandse taal werd gericht op het kweken van een Indonesische elite met een westers karakter die een groot deel van het Nederlandse bestuur zou kunnen overnemen. Zo werden in 1900 de drie ‘hoofdenscholen’ gereorganiseerd tot de OSVIA (Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren), een vijfjarige Nederlandstalige cursus voor de opleiding van bestuursfunctionarissen. Met daarnaast de ambtenarenopleidingen op diverse niveaus, met als eind het Groot Ambtenaren Examen. Alles in Indië zelf. Het westerse onderwijs is cruciaal gebleken voor de emancipatie van de inheemse bevolking. Bij de aardrijkskundeles zag men op de wandkaarten voor het eerst de kolonie als een geheel, men zag ook dat Nederland maar een klein landje was in verhouding tot Nederlands-Indië. Bij de geschiedenisles leerde men over de opstand tegen Spanje en de Nederlandse onafhankelijkheidsstrijd, over de Franse revolutie en de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog. Men leerde goed Nederlands en meerdere vreemde talen waardoor men zowel boeken, als ook de krant kon lezen en de vele in Indië uitkomende periodieken. Ook de beoordeling van de leerlingen op grond van vaardigheden en prestaties was van belang in een inheemse samenleving met rang- en standsverschillen en beoordeling op grond van afkomst en functie. Op school was er nu sprake van een gelijkwaardige behandeling en liberale opvoeding, gestimuleerd door vakbekwame en gedreven leraren, die sterk contrasteerde met de ongelijke behandeling in het dagelijks leven. Door de Nederlandse opzet was het onderwijs zwaar voor de inheemse leerlingen; zij die de opleiding voltooiden waren dan ook intelligente doorzetters. Met de terugkeer van het koloniaal gezag voor ogen werden op 30 augustus 1945 in Batavia alle hogere Indonesische bestuursambtenaren op Java en Madoera bijeengeroepen, waar zij een eed van trouw aan de Republiek aflegden.
“Alle Hogere Indische ambtenaren ” Sorry, dat is een schrijffout van mij. Het waren geen Indische ambtenaren (al waren die er ook bij, maar dat was niet relevant), maar Indisch Ambtenaren. Net als mijn totokvader. Heeft niets met etnische afkomst te maken, gewoon ambtenaar in Indië.
“het is wel appels met peren vergelijken” Ik vergelijk geen appels en peren, maar fruit, onderwijs curricula.. Ik viel over uw voorbeelden uit lang vervlogen tijden. Als u een curriculum uit de 19e eeuw noemt, mag ik dat ook doen. En op mijn manier daarover vallen. En ik dacht dat de Indian Civil Service veel minder soepeler was dan het Indische bestuur.
Ik heb eigenlijk niet zoveel belangstelling voor ambtenarenopleidingen, van de opleidingen in Nederland weet ik tenslotte ook praktisch niets. Maar ik heb even gebladerd in het herdenkingsboek ‘De Indische Instelling te Delft’, waar het ook verdwenen museum Nusantara het restant van was. Van de plannen in de eerste helft 19e eeuw bleef van de voorgestelde zes scholen alleen ‘Het Instituut voor de Javaanse Taal’ te Soerakarta over. Vanwege geringe belangstelling en kritiek bestond dat instituut slechts van 1832 tot 1843. Een vervolg daarvan, het Javaans Gymnasium’ in Batavia, heeft het ook niet lang volgehouden. Volgens mij bleven wel de eindexameneisen bestaan, het Klein Ambtenarenexamen na lagere School, en het Groot Ambtenarenexamen na HBS of Gymnasium. Als staatsexamen, je moest maar zien hoe of je aan die kennis kwam, examens werden zowel in Nederland als in Indië afgenomen. In Leiden kwam toen een opleiding die het ook niet lang heeft volgehouden. In Delft heeft men toen een gemeentelijke opleiding weten vast te knopen aan de Polytechnische School, handig vanwege het al aanwezige studie-aanbod: ‘Instelling van Onderwijs in de Taal- Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië’, kortweg: ‘Indische Instelling’. Het besluit van de gemeenteraad dateert van 27 mei 1864. Sindsdien was dit in Nederland de enige instelling waar men zich voor het Groot Ambtenarenexamen kon voorbereiden. Maar ook hier was de belangstelling niet groot, en de sluiting kwam bij besluit van de gemeenteraad van 25 juli 1900. In 1901werd een wetsontwerp aangeboden voor een vestiging van een rijksopleiding in Leiden. Volgens mij bleef het afnemen van het Groot Ambtenarenexamen bestaan, zowel in Nederland als in Indië, maar ik ken daar de details niet van.
Ook de beoordeling van de leerlingen op grond van vaardigheden en prestaties was van belang in een inheemse samenleving met rang- en standsverschillen en beoordeling op grond van afkomst en functie. Op school was er nu sprake van een gelijkwaardige behandeling en liberale opvoeding, gestimuleerd door vakbekwame en gedreven leraren, die sterk contrasteerde met de ongelijke behandeling in het dagelijks leven. Door de Nederlandse opzet was het onderwijs zwaar voor de inheemse leerlingen; zij die de opleiding voltooiden waren dan ook intelligente doorzetters.
==============================================
Allemaal theorie . Zelfs na de invoering van de ethische politiek.
In de praktijk kunnen niet alle kinderen van de inlandse “elite” naar de Nederlandse school ( ELS).
Alleen de happy few kunnen naar ELS,HBS of naar Holland studeren.
Hoe kunnen ze Europese opleiding volgen , met zo veel drempel ?.
Zie Weg tot het Westen( Djalan ke Barat -KITLV Kees Groeneboer, te downloaden via pdf).jn mijn moederskant kon de oudste dochter met pijn en moeite naar de Van Deventers meisjesschool .
Terwijl 2 jongere zusters( o.a mijn moeder) HIS leraren werden (van HIK Goenoeng Sahari Batavia en later Lembang -Bandung) .
Een oudere oom moet uitwijken naar India (techniek/medicijnen) , 2 andere jongere ooms kunnen wel naar T.H Bandung .
Van mijn vaderszijde gaan ze naar ELS en verder
Voor sommigen is het glas altijd half leeg, voor mij is het altijd half vol. Als u het toenmalige onderwijs in Indië vergelijkt met het toenmalige onderwijs in Nederland, dan was het zo gek nog niet. Als ik naar mezelf kijk, jaren vijftig in Nederland, er was nog geen stufi, ik moest mijn studiekosten en levensonderhoud zelf bij elkaar scharrelen als werkstudent! Hard werken, maar wel trots kunnen zijn op mijzelf. Voor mijn vrouw gold precies hetzelfde. Ook trots dat het gelukt is! Vergeet ook niet dat van Indonesische kant het onderwijs als ‘gevaarlijk’ werd gezien, en dat de dorpsbesturen zelfs met een perintah haloes over de streep moesten worden getrokken. Was voorheen (westers) onderwijs nog voorbehouden aan de kinderen van vooraanstaande Javaanse edelen waar ook het inheemse bestuur, de priyayi, uit werd gerekruteerd, het nieuwe onderwijssysteem schiep een nieuwe klasse bestuurders, en daarmee ook een nieuwe klasse leiders. Het bracht een nieuwe cultuur, los van de mystiek en de islam waar de oudere priyayi hun gezag aan ontleenden. Het is begrijpelijk dat oudere bestuurders niet enthousiast waren voor deze ontwikkelingen waarbij hun gezag werd ondergraven. Maar daar zijn wel de leiders van de revolutie geschoold!
Naast het basisonderwijs ontstond ook een heel scala aan scholen voor beroepsonderwijs, zoals ambachtsscholen, technische scholen, handelsscholen, landbouwscholen, geneeskundige scholen, zeevaartscholen en huishoudscholen. Op de kweekscholen voor de opleiding van inheemse onderwijzers werd Nederlands eerst als vak geïntroduceerd waarna Nederlands voertaal werd. En net als in Nederland werden abituriënten van de kweekschool belangrijke politieke leiders. Naast de door mij al genoemde OSVIA werd de Dokter Djawa-school gereorganiseerd tot de STOVIA (School tot opleiding van Inlandsche artsen) in Batavia en de NIAS (Nederlandsch-Indische artsenschool) in Soerabaja. Uit die eerdere Dokter Djawa-school zijn naderhand in China op een lager niveau de barefoot doctors door geïnspireerd.
Geachte heer Somers,
wellicht kunt u mij helpen met de verklaring van een afkorting.
Veel scholen hadden op een gegeven moment een voetbalteam, dat aan lokale competities deelnam. Zo speelden de “Dokters Djawa” in de eerste echte competitie in Batavia (1904/05, georganiseerd door het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië), en later ook als Stovia in de bondscompetitie. Evenzo speelde Stovio (School tot opleiding van Inlandsche onderwijzers en gemeente-voorgangers) naast Osvia in de vroege competities in Bandoeng en hadden veel plaatsen clubs als AMS en HBS, vaak met een andere dan de schoolse betekenis (Houdt Braef Stant) maar desalniettemin met een educatieve oorsprong. Ook de NIAS in Soerabaja had een voetbalteam, dat in 1924 zelfs een uitstapje maakte naar Bandjarmasin, waar ze het lokale bondsteam wisten te verslaan.
Van de meeste van die clubs heb ik de betekenis van de afkorting weten te achterhalen, maar naar eentje zoek ik al langer: E.C.A. in Soerabaja, een van de oudste clubs ter plaatse (meermaals kampioen in het eerste decennium van de 20ste eeuw maar rond 1910 opgedoekt). Aangezien ik die afkorting alleen in Soerabaja ben tegengekomen vermoed ik dat de club iets met de marine aldaar te maken had, maar zeker ben ik daar niet van. Een van de leidende figuren in de vereniging was Dick de Hoog, later president van het I.E.V.
Heeft u enig idee waar E.C.A. voor zou kunnen hebben gestaan? Was het wellicht een zeevaartschool?
Met vriendelijke groeten,
Karel Stokkermans
Op Google: Indonesia (Dutch East Indies) – Foundation Dates Clubs
http://www.rsssf.com/tablesi/indofound.html
Vertaal deze pagina2 sep. 2015 – … Mar Quick (Batavia) Sparta (Soerabaja) 1898 30-Jul Go Ahead (Semarang) E.C.A. (Soerabaja) [as split-off Sparta] Go Ahead (Malang) 1899 …
Ook: DEI Championship – Wikipedia
https://en.wikipedia.org/wiki/Dutch_East_Indies_city_champions
Vertaal deze paginaLast champions, Soerabaja (1950). Most championships, Batavia (17). 1950. Dutch East Indies city Championship is a term commonly refers to national amateur football …. 1902, T.H.O.R. (beat E.C.A. 1-0 in final). 1903-07, not known.
Op Google een hele lijst, misschien vindt u daar iets van uw gading.
Als u googled op E.C.A. Soerabaja komt er een hele waterval uit. Succes!
http://www.indischhistorisch.nl/tweede/sociale-geschiedenis/sociale-geschiedenis-voetbal-in-nederlands-indie-eddy-en-frans-meeng/
“ook Indonesische Indologen uit Leiden bijwaren (welke??)” U kunt zelf zoeken in de almanakken en daarna via Google hun CV….. Ik dien nu ook de beweringen van anderen van argumenten voorzien!!!!! Zo kan het wel weer…..
citaat: ……”Als u het toenmalige onderwijs in Indië vergelijkt met het toenmalige onderwijs in Nederland, dan was het zo gek nog niet”.”……
Het zijn van die terugkerende verhalen , die het wel goed doen als propaganda voor het thuisfront, maar kan toch niet slaan op de onderdanen van Indonesie. Ik weet dat er bedroevende cijfers bestaan over het onderwijs aan Indonesiers, georganiseerd door het Gouvernement. Tijdens mijn speurtocht stuit ik toch wel op een heel interessant onderzoeksgegeven, wat meer past in mijn belangstelling voor Indische Geschiedenis.
In 1955 werd in opdracht van het toenmalig Ministerie van Maatschappelijk Werk een onderzoek onder Indische emigranten gehouden, waarbij aangetekend moet worden dat de groep spijtoptanten nog moest komen. De vrij uitgebreid enquête liet zien dat het opleidingsniveau van de in Indie geboren groep aanzienlijk lager lag dan dat van de totoks en zelfs van de Indisch-geborenen die voor opleiding en verlof eerder in Nederland waren geweest. van de eerste groep had zo’n 65% slechts de lagere school bezocht . Van de totoks was dit ongeveer 40%, inclusief de militairen, van wie de meesten ook slechts lagere school hadden gevolgd. Van de totok-mannen had 14,7% een universitaire (Indologie?) of hogere militaire opleiding (geen academische opleiding) afgemaakt. Onder de in Indie geboren migranten, die eerder in Nederland waren geweest, lag dat % op 16,6. Maar de grote groep Indische migranten/Oosters Georiënteerden , die voor het eerst naar Nederland kwamen, scoorden slechts 2,7%. Dit lijkt me een reden te meer deze groep de toegangt tot Nederland te ontzeggen (zie ook rapport Werner)
Dus als het al zo slecht met het onderwijs aan de Indische groep was , dan kan ik wel uitrekenen hoe het onderwijs aan die meer dan 60 miljoen Indonesiers verging. Ik kan mij herinneren dat als Nederland hetzelfde kwaliteitsonderwijs aan Indonesië wilde geven als in Nederland, dan was de Nederlandse Staat eraan bankroet gegaan en dat kan toch niet samengaan met de batig-saldo politiek. Koloniale politiek houdt ook in het stelselmatig dom houden van de locale bevolking.
Peter van den Broek zegt:
3 juli 2016 om 8:36 pm
1.Dus als het al zo slecht met het onderwijs aan de Indische groep was , dan kan ik wel uitrekenen hoe het onderwijs aan die meer dan 60 miljoen Indonesiers verging.
2.Koloniale politiek houdt ook in het stelselmatig dom houden van de locale bevolking.
===============================
Men kan de cijfers zo plukken van internet( pdf versie van Weg tot het Westen =Djalan ke Barat van Kees Groeneboer en de invloed van Nederlands voor de ontwikkeling van de Inlanders .
Voor smeuige , persoonlijk getinte voorbeelden kan ik anekdotes uit onze familie/vriendenkring even inventariseren.
Praktisch de hele generatie Inlanders en Indonesiers die geboren zijn van af omstreeks 1900 -1925 met Nederlandse opleiding en vorming.
2. Dat heb ik al jaren lopen te toeteren, maar ya , ik ben geen orang pinter met op zijn minst titel doktor andus (wink).
Zie ook de cijfers van CBS Nederlands Indie.
citaat: ……”Als u het toenmalige onderwijs in Indië vergelijkt met het toenmalige onderwijs in Nederland, dan was het zo gek nog niet”.”……
====================================================
Daar zakt mijn sarong echt spontaan .
Het is bijna geschiedenis vervalsing .
Zelfs prijaji kinderen uit dezelfde nest werd niet zo maar toegelaten in scholen waar Nederlands voertaal was.
Zoals HIS, laat staan ELS , de eerste drempels tot vervolg onderwijs.
De tegenstanders van betere /uitgebreide toelating op scholen met Nederlands als voertaal vonden dat het later tot ongenoegen/, ontevredenheid van de opgeleide inlanders kan leiden.
Rijke Chinese , Arabische kinderen moeten vaak eerst naar hun aparte scholen.
Kind van een tani kon niet naar de HIS(1ste klasse school) , ook kinderen van rijke haji’s/grondeigenaren werden den niet van zelfssprekend toegelaten bij de H.I.S
Vandaar dat je daar verschillende scholen had zoals de Sakola Desa (Desa School) , madrasah , Ongko Loro school (2de klasse school) ,Schakel School , Wilde Scholen etc.
Bij de oude generatie Indische Nederlanders en Inlanders hebben ze ook over de zgn Sekolah Djongkok.
In diezelfde tijd (tot ca. 1910) was het ook in Nederland de sociale omgeving die bepalend was voor toelating tot een hoger niveau onderwijs. Als ik bijvoorbeeld denk aan de toenmalige situatie in Brabant/Limburg. De pastoor bepaalde wie waar naar toe mocht. Met één pluspunt, de pastoor zocht de beste leerlingen uit voor vervolgonderwijs. Vaak was dat de kweekschool (het goedkoopst!), die abituriënten (slimme jongens en meisjes) werden de politieke voortrekkers van de socialistische beweging. En de bevolking was gehoorzaam. Niet voor niets dat grote bedrijven zich vestigden in die voormalige koloniën. De lonen waren laag, de vakbonden dienden hun mond te houden en de arbeiders (een heel groot arsenaal laag opgeleiden) waren erg gehoorzaam aan hun bazen. En denk aan het Rotterdamse arbeidersproletariaat, gerekruteerd in de arme, laag ontwikkelde arbeiderskringen uit Brabant en Zeeland. Niet teveel leren, gewoon werken! (in Rotterdam werden volgens de verhalen de overhemden verkocht met de mouwen al opgerold). Als ik denk aan mijn vader: Lagere school OK. Voor de rest was er in het grote gezin geen geld. Met werken na schooltijd en in de vakantie, en één groot voordeel: In Vlissingen was in 1908 net de driejarige HBS opgericht, en daar moest de eerste klas worden gevuld. De burgemeester, dominee en pastoor zorgden voor die jongelui, de rest kon werken. Mijn vader mocht verder, zijn broers en zussen niet. Denk er bij vergelijkingen ook om dat we hier praten uit de tijd 1900-1930. De Indische volkstelling die steeds wordt aangehaald is van 1930! Omstreeks 1925 was de grote omslag. Ik moet hierbij steeds denken aan de dochter van baboe Soep in de jaren dertig. Zij ging naar school, en moest van haar moeder Nederlands met ons spreken. Een algemeen verschijnsel dat nog steeds bestaat: als de ouders geen drijvende kracht zijn, blijven veel kinderen achter. In Nederland kwam die segregatie kort geleden in een onderzoek naar voren, de opleiding van de ouders is nog steeds maatgevend voor de opleiding van de kinderen. En vaak kost onderwijs de ouders geld. En als ze daar niet voldoende van hadden kon je alleen nog maar werkstudent worden. Daar weten ik en mijn Zeeuws meisje alles van af. Overigens vraag ik me in deze discussie ook af waar in 1945 ineens al die goed opgeleide Indonesiërs vandaan kwamen. En ze spraken ook nog vloeiend Nederlands!
Onderwijs in Indie
Jan A. Somers zegt:
4 juli 2016 om 11:43 am
Overigens vraag ik me in deze discussie ook af waar in 1945 ineens al die goed opgeleide Indonesiërs vandaan kwamen. En ze spraken ook nog vloeiend Nederlands!
===================================================
Antwoord is zo te plukken van internet
http://www.dbnl.org/tekst/groe050wegt01_01/ , heb nog een boekje over Nederlands in Nederlands Indie , plus een CBS zakboekje van Ned.Indie. 1941 (vlak voor de inval van de Japanners), jaarboeken en Reg.Almanak Ned.Indie 1939 .
Volgens STA(Sutan Takdir Alisjahbana=Minangkabauer) waren uiteindelijk bijna 2000.000 Indonesiers die iets hadden “geroken” of kennis hadden gemaakt met Nederlandse taal .
Sinds de opening van ELS in 1864 en de macht van de grote getallen ( een paar honderden families van regenten/wedana’s etc.
Als ik naar het gezin van mijn beide opa’s (vader en moederszijde) met veel kinderen ( 10 of zo ?) ,hebben ze fatsoenlijke “Nederlands”opleiding en vorming gehad.
Omdat ze een paar generaties lang eerst bij de gouvernement werkten als BB-ers, later ook als leraren.
Van de broers die niet in dienst waren bij de Gouv. kunnen de kinderen niet toegelaten werden , terwijl ze het WEL kunnen betalen( geldt ook voor de Vreemde Oosterlingen , rijke inlanders / en of prijaji’s ) .Het stikt daar van de arme prijaji’s
De Pangerans/ Prinsessen,de kinderen van de vorsten zijn een aparte gevallen.
Die hebben overal toegang.
Volgens mij kon het Nederlands een wereld taal worden als de Nederlanders hun taal niet als EXCLUSIEF haden beschouwd.Een Engelsman dwingt je om zijn taal tespeken an lach je niet uit als je het verkeerd uitspreekt want hij begrijpt best dat het niet je eigentaal is.En hij appriciereerd de moeite dat je doet om zijn taal teleren/kunnen spreken.Anders dan de Hollanders.Zelfs al je als niet Hollander probeerd Hollands te praten wordt er van beschuldig als Hollander te willen gedragen terwijl je als niet Hollandrer van een lager klasse behoort zo als VERWOERT van mening is.Het resultaat is dat na 350 jaar amper een spoor meer tevinden is van de Hollandse taal en nu Nederland millioenen euro,s uitgeeft voor de cursussen in de Hollandse taal in grote steden inj Indonesia..
“plus een CBS zakboekje van Ned.Indie. 1941 (vlak voor de inval van de Japanners), jaarboeken en Reg.Almanak Ned.Indie 1939 .” Gelukkig dat u dat ook weet en niet hoeft te blijven hangen in die prachtige, gelukkige Tempo Doeloe, die ook in Nederland niet zo best was. Maar het zijn wel de goeden die hebben doorgezet!
Bij Beeld en Geluid is de nominatie via de producer David O.Selznick gegaan. Ik veronderstel dat een ieder van ons deze korte film, gegeven de gelegenheid, anders zou beoordelen.
Wie heeft mevrouw Jansen Hendriks trouwens in Indische letteren om een recensie verzocht?
Het rijmpje over sugar and spice is afgeleid van Robert Southey’s schattige ‘What are little boys made of?’ Anno 1820.
Bedankt voor de toffe reacties, u allen.
De redactie van Indische letteren heeft mij gevraagd dit stuk te schrijven omdat ik deze film uitgebreid behandel in mijn poefschrift. Verder dank voor de volledige tekst van het rijmpje over sugar and spice! Dat kende ik niet.
Zo begint het liedje dat in feite nog veel verder gaat met ‘young men and young women:
«What are little boys made of made of?
What are little boys made of?
Frogs & snails & puppy dogs tails
And that are little boys made of.
What are little girls made of?
Sugar & spice & all that’s nice»
citaat:….. In diezelfde tijd (tot ca. 1910) was het ook in Nederland de sociale omgeving die bepalend was voor toelating tot een hoger niveau onderwijs………Ik zal maar voor deze bewering niet gaan uitzoeken wat de argumenten voor zijn, want die zijn er niet
Kijk, nu wordt het interessant.. Ik heb al aangegeven dat het Ministerie van Maatschappelijk Werk in 1955 een onderzoek deed bij die groep Indische migranten (veelal kleine Boeng) met hun zgn onderwijsachterstandsituatie (welzijnsspeak) want dat blijkt wel uit dat onderzoek.
Nu ik weet uit een onderzoek waarbij de 2de generatie, dus de kinderen van deze Indische migranten vergeleken werd met hun Nederlandse soort- of rasgenoten en daaruit blijkt dat er geen statistisch of significant verschil is tussen deze 2 groepen, ik dacht zelf dat het IQ erbij werd gehaald maar dat moet ik even verifieren. Mijn conclusie is dat de 2de generatie die achterstand van hun ouders teniet hebben gedaan, de achterstand werd veroorzaakt door de ongelijke dus koloniale, dus raciale verhoudingen. Bovenstaande citaat is niet onaardig, maar weinig zinvol. Maar die achterstand wordt veelal door migrantenkinderen ingehaald. Domheid wordt gewoonweg door het systeem bepaald of is dat bij indischen vanwege de genen anders???
En ik hoef niet te vertellen dat ik het boekje “How to lie with statistics” uitbundig bestudeerd heb.
We hadden het niet over Indische kinderen, maar over Indonesische kinderen in Indië. Uit de 19e eeuw, tot ongeveer de WOI. In vergelijking tot eenzelfde generatie Nederlandse kinderen in Nederland. Voor de Nederlandse generatie heb ik de verhalen van mijn vader, zijn broers en zussen. Mijn vader had geluk, voor hem was er nog geld, voor broers en zussen niet meer. Daarnaast ben ik in Soerabaja op school geweest bij broeders uit Oudenbosch. Prima onderwijzers! Na de oorlog hoorde ik nog in Nederland hun verhalen over hun eigen scholing in Brabant uit die tijd. Op de lagere school door pastoor/onderwijzer uitverkoren voor de kweekschool. Een enkeling naar de MULO. De rest naar de lagere landbouwschool. Maar voor mijn generatie gold hetzelfde, voor mij en mijn vrouw. De oudste kon studeren, de volgenden niet. Maar in onze generatie had je de mogelijkheid voor jezelf te vechten, werken + studeren. Maar dat vereist wel een instelling die niet iedereen kan opbrengen. En de segregatie voor de schoolgang van de huidige generatie is heel kort geleden onderzocht. Ik heb het verslag uit de krant gelezen, ben te oud (en heb niet veel zin) om het onderzoek zelf te bekijken. Opleiding van de ouders nog steeds maatgevend voor de opleiding van de kinderen. En ik denk dat dit ook opgaat voor de Indonesische kinderen, nu.
Ik heb Broeders uit Oudenbosch op Wiki gevonden, Jan. Leuk om te weten. Daar staat een nagebouwde baseliek die ik ooit bezocht heb toen een zusje er woonde (in O’bosch, niet in de baseliek). Leuk om te bezichtigen. Ik mocht vroeger niet de echte St Pieter in omdat ik een spijkerbroek droeg. Dus heb ik later de copie bekeken in Oudenbosch.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Broeders_van_Oudenbosch
De basiliek (het interieur) lijkt een kopie te zijn van de Sint-Pieter, maar de verhoudingen zijn anders. Voor de bouw van de kerk is geen marmer, zoals bij de Sint-Pieter, maar in wit gepleisterde baksteen gebruikt. (Ook de pilaren zijn in nepmarmer geschilderd.) De kenmerkende koepel is zestig meter hoog. Samen met de lengte van 81 meter en de breedte van 55 meter is de inhoud van de basiliek 16 maal kleiner dan de Sint-Pieter.
Het interieur wordt gekenmerkt door schilderingen en bladgoud. Het orgel stamt uit 1772 en is vervaardigd door de zeer gerenommeerde orgelmaker Ludwig König uit Keulen. König is samen met zijn zoon naar Oudenbosch gereisd om samen met de organist van de Grote Kerk in Breda het ontwerp te bespreken.
In 1912 is de basiliek vanwege de bijzondere band met het Vaticaan door de toenmalige Paus verheven tot ‘basilica minor’. (De 257ste Paus, Pius X, Giuseppe Melchiorre Sarto, geboren te Riese, Lombardije-Venetië, Keizerrijk Oostenrijk. Bestreed het Modernisme, invoering Communie vanaf de leeftijd van 7 jaar)
Na diverse restauraties is de monumentale koepelkerk een huis van gebed en een ‘toeristische trekpleister’ geworden die Oudenbosch en de wijde omgeving domineert.
Wel de moeite om te bezoeken.
Kijk heer Somers. dat is nou het verschil tussen ons. .
Ik heb het over migrantenkinderen i.c. Indischen en daar is wat onderzoekdoor de overheid naar gedaan.
Ik lees wel iets in The Economist over bvb mensen uit Azie die naar de VS zijn gemigreerd. Hun kinderen, Vietnamezen, Chinezen en vooral die uit India, doen het ook goed in deopleiding itt tot de doorsnee Amerikaan. .En ook wantitatief onderbouwd, daar zijn die Amerikanen wel goedin, vraag maar aan dhr Geenen, die weet er alles van.
Ik heb meer de indruk dat U het over indrukkken heeft, maar als dat maatgevend is voor Uw gevoel?. Brabant als maatstaf aller dingen, kom nou. Uw zienswijze is irrationeel en ook witwasserij, daar kan ik weinig mee. Ik vind U best aardig maar het gaat om Uw argumenten en daar is wel heel wat aan af te dingen. Ik kan helaas mijn leeftijd niet in de strijd werpen, wel dat ik de dingen wat anders ziet, dat was ook al het geval toen ik in Nederland woonde.
Het citaat “Opleiding van de ouders nog steeds maatgevend voor de opleiding van de kinderen” is misleidend. Dit gold toen toch niet voor de Indischen migranten (de kleine Boeng) en migranten in het algemeen. Emperisch als die term U iets gezegd, ook bevestigd. Daar ging tenminste die onderzoeken/artikelen over die ik aanhaal..
“Opleiding van de ouders nog steeds maatgevend voor de opleiding van de kinderen” is misleidend.” Een beetje doorlezen. Ik heb ook de stap naar het deden gemaakt: ‘de schoolgang van de huidige generatie is heel kort geleden onderzocht’. Maar ja sommigen blijven hangen in Tempo Doeloe. Niet erg hoor.
Ik blijf soms hangen in Tempo Doeloe, maar kijk dan wel rond wat voor onderzoek is gepleegd naar Indische Nederlanders.
Ik heb eindelijk het dunboekje gevonden. Misschien kan dhr Somers het heel verhelderend boekje uit 2008 lezen “Vijftig jaar in het land van aankomst, een onderzoek naar het integratieproces van 2de generatie Indische Nederlanders”, gefinancierd door “Het Gebaar”. Opmerkelijk of juist niet is de foto van de Simpang Club in Soerabaja op de boekomslag.
Afgezien van de soms wat opmerkelijke methodologie van onderzoek en van de wat willekeurige indeling van generaties vermeld ik de conclusies van het onderzoek in mijn eigen woorden, maar de kern blijft hetzelfde:
…..De 2de generatie heeft het zowel op het terrein van de studie als het werk nog beter gedaan dan hun ouders. Dat is op zich niet verrassend. De 1ste generatie moest bij aankomst in Nederland direct aan werk ofwel de middelbare school afmaken. Na de middelbare school was het parool “direct aan werk” . Want de meeste gezinnen kwamen zonder veel geldelijke of andere bezittingen naar Nederland aan (hoezo??). Het is daarom bewonderenswaardig dat velen zich door verdere studie tot een behoorlijk niveau hebben kunnen opwerken. .
De tweede generatie had het iets gemakkelijker . Die kwamen in het “gespreid bedje” van de sinds de jaren 60 en 70…..
….Maar de rol van de ouders van deze 2de generatie moet nadrukkelijk worden vermeld. Uit hun eigen beroepsverleden bleek al een duidelijke ambitie . Die ambitie moeten zij ook aan hun kinderen hebben overgebracht. Daarbij blijkt uit de opmerkingen over hun kinderen een grote betrokkenheid bij de zorg voor hun kinderen. Het hoeft geen betoog dat de ouders daarmee een uitstekend studieklimaat voor hun nazaten realiseren.
Ik kan de conclusie van het onderzoek alleen maar onderschrijven.
Waar kan ik een overzicht inzien van de onderzoeken die “Het Gebaar” gefinancierd heeft? Ik dacht dat ik wat gelezen had over onderzoeken aangaand Indische Nederlanders, maar ik ontdek dat ik die veronderstelling maar weer eens dien te toetsen, voortschrijdend inzicht zou ik maar zeggen
“gefinancierd door “Het Gebaar” Dat is ook gebeurd met mijn boek. Dat eindigt op 27 december 1949. De nieuwe staat was geboren. Dat was voor mij genoeg.
“Waar kan ik een overzicht inzien van de onderzoeken die “Het Gebaar” gefinancierd heeft?” Dat is een heel lange lijst. Die moet nog ergens liggen, maar ik weet niet waar. Er zullen vast wel lezertjes zijn die deze lijst, incl. de financiële bijdragen, weten te vinden.
“Waar kan ik een overzicht inzien van de onderzoeken die “Het Gebaar” gefinancierd heeft?” U moet zijn bij de Opvolger, Stichting Afwikkeling Het Gebaar. Vindplaats: Het archief van Stichting Het Gebaar is tot eind 2009 in het bezit van Stichting Afwikkeling Het Gebaar. Het archief is momenteel niet toegankelijk. Eind 2009 zal het archief zijn overgedragen aan het Nationaal Archief en is de openbaarheid van de bescheiden vastgesteld. U moet dus bij het NA zijn.
Collectieve doelen:
In juni 2002 startte de Klankbordgroep Collectieve Projecten in opdracht van het bestuur van Stichting Het Gebaar met het ontwikkelen van een voorstel waarin de kaders voor het op te stellen uitkeringsreglement werden beschreven. In de periode januari – april 2004 was de regeling collectieve doelen geopend. In oktober 2004 zijn de gehonoreerde projecten bekendgemaakt. Van de 137 door natuurlijke personen ingediende projectvoorstellen zijn 43 projecten gehonoreerd. Van de 272 door rechtspersonen ingediende projectvoorstellen zijn 105 projecten gehonoreerd. De projectaanvragen die Stichting Het Gebaar heeft ontvangen, zijn beoordeeld door de Raadkamer Projecten. De leden van de Raadkamer zijn, op voordracht van de Raad van Advies van Stichting Het Gebaar, benoemd door de staatssecretaris van het ministerie van VWS. Allen hadden binding of bekendheid met de Indische gemeenschap. De taak van de Raadkamer Projecten was het uitbrengen van een advies over de toepassing van de beoordelingscriteria aan het bestuur van Stichting Het Gebaar.
Ik wil me weer eens van mijn goede kant laten zien met on topic. Vlak vóór de oorlog was er een marinefilm, naam ongeveer: Het zal waarachtig wel gaan. Ik moet er nog een video van hebben. Een prachtige film, goed verhaal, prachtige opnames, goede techniek, goed gemonteerd. De zelfgenoegzaamheid en propaganda spatten ervan af. Mag toch wel een keertje? Onze Nederlandse marine en luchtmacht waren in die tijd in Zuidoost-Azië sterker dan de Britse vloot en gelijkwaardig aan de Amerikaanse vloot. Tegenover ons in Soerabaja woonden marinegezinnen met de man op de Java. In de namiddag van 26 februari 1942 mocht ik mee naar Oedjoeng, de marinehaven, waar het internationale eskader van schout-bij-nacht Doorman zou uitvaren voor de beslissende slag in de Javazee. Staal, ronkende machines, olielucht. Als jonge jongen was ik onder de indruk van de kracht die dat uitstraalde, natuurlijk onkundig van de verpletterende overmacht van de Japanse vloot. Mijn moeder heeft die avond marinegezinnen uit de straat opgevangen met spelletjes zoals Monopoly, heel bizar als je dat oproept uit je herinnering. Kinderen mochten bij ons blijven slapen. Maar dat laatste zie je natuurlijk niet op een propagandafilm.