De ware aard van het Halimoenkamp

Volgens sommigen zouden de jongens in kamp Halimoen pro-Japans zijn. Weer anderen menen van niet. Wat voor soort kamp was het Halimoen-kamp nu eigenlijk? De Java Post gaat op zoek naar de waarheid.[i]  

Kort na hun bezetting van Nederlands-Indië dachten de Japanners nog dat de Indo-Europeanen de kant van de Indonesiërs zouden kiezen. Als de Indo´s minder dan 50% Europees bloed hadden, werden ze daarom in principe niet geïnterneerd.
Naarmate de oorlog vorderde bleek deze inschatting onjuist. De meeste Indo´s waren gevoelsmatig erg verbonden met de Europese toplaag en kozen daarom voor een non-coöperatieve houding. Hun positie was echter nauwelijks houdbaar. Door verpaupering werden ze als groep gemarginaliseerd.
De Japanners reageerden met de oprichting van Indo-Comité´s in de grote steden. Deze kregen als opdracht om te zorgen voor hulpverlening en werkverschaffing. De mate waarin deze comité´s fungeerden als doorgeefluik van Japanse orders, hing vooral af van de samenstelling van het plaatselijk Indo-bestuur. Van sommige afdelingen zijn geen slechte berichten bekend. In andere, zoals Malang en Batavia, troffen de Indo’s het echter bijzonder slecht.

Het Indo-Comité in Batavia

In Batavia zou het karakter van het Comité volledig worden bepaald door Piet Hein van den Eeckhout. Gecharmeerd van zijn pro-Japanse houding nodigden de Japanners in 1944 de in Tjimahi geinterneerde Van den Eeckhout uit om naar Batavia te komen. Van den Eeckhout had eerder met een aantal medegeinterneerden de pro-Japanse organisatie Persatoean Asia Golongan Indonesia (PAGI) opgericht. Hij werd in staat geacht om de jonge Indo-Europeanen in het gareel te krijgen. In augustus 1944 arriveerde Van den Eeckhout met enkele van zijn mede-PAGI-leden in Batavia.[ii] 

Soekarno wenst Van den Eeckhout en zijn medewerkers geluk in hun strijd.

Van den Eeckhout koos meteen voor de harde lijn. Samen met de voorzitter van het plaatselijke Indo-Comité[iii] Hamaguchi en de Indo-leider P.F. Dahler verplichtte hij de jonge Indo-Europeanen tussen de 16 en 23 jaar zich uit te spreken vóór of tegen samenwerking met ´Dai Nippon en het Indonesische volk´.
Omdat het geheel zich in een nogal rellerige sfeer had afgespeeld kreeg Van den Eeckhout snel een beeld van wélke jongeren zich het meest ´anti´ opstelden. Eind september werd op zijn initiatief een 50-tal opgesloten in de verschillende PID-politiebureaus. De volgende maanden werden door het Comité verschillende initiatieven ondernomen om de jonge Indo´s bij de les te krijgen: verplicht onderwijs in het Japans, excercitie, wijkdiensten en tenslotte tewerkstelling in enkele landbouwkampen. Op 15 december vertrok vanuit Batavia een groep jongeren naar Klapa Noenggal, een rubberonderneming ten zuidoosten van de stad. In januari 1945 werden bijna alle september-arrestanten, aangevuld met nog eens ca. 120 andere jongens uit Batavia, naar de Glodokgevangenis gestuurd. Vanuit andere plaatsen op West-Java arriveerden hier de komende tijd nog enkele honderden andere geinterneerden.  

Het Jeugdcomité

Na de arrestatie van jongens in Batavia, de exercities en wijkdiensten, de oprichting van Klapa Noenggal en de massale internering in de Glodokgevangenis, was Van den Eeckhout nog geen stap verder gekomen met zijn doelstelling om de Indo-Europese jongeren te laten integreren in de Indonesische samenleving.
Om het geheel weer wat vaart in te blazen werd nu een nieuwe jeugdorganisatie in het leven geroepen. Deze organisatie bestond uit een zogenaamd ´Jeugdcomité´, onder leiding van Van den Eeckhout en met als de leden Wens, Vodegel, Van Ravenswaay, Werbata en Schmidgall-Tellings, en verder een hiërarchische structuur in de wijken. Batavia werd verdeeld in zes siku’s (afdelingen). In iedere siku was een jeugdvertegenwoordiger, de zogenaamde buntaitjo. De buntaitjo’s hadden ieder een aantal hantjo’s onder zich, die op hun beurt de jongens in de buurt organiseerden.[iv]
Vanaf maart 1945 volgden de hantjo’s een door het Jeugdcomité en de buntaitjo’s georganiseerde opleiding. Het programma bestond uit exercities, zanglessen en vergaderen. De zanglessen stonden onder persoonlijke leiding van Van der Eeckhout.
Tijdens de vergaderingen werden lezingen gehouden door de leden van het Jeugdcomité, waarin voortdurend werd gehamerd op het gemeenschappelijk belang van de Indo’s en de Indonesiërs, en op de noodzaak van orde en discipline.
Wat die discipline betreft: deze moet tot grote zorgen hebben geleid. Van de ongeveer 80 jongens die naar Klapa Noenggal waren gezonden (een deel vrijwilligers, een deel aangewezen door Van den Eeckhout) liepen tientallen weg omdat hun niet werd gegeven wat was toegezegd (een lapje grond, voedsel) of omdat ze werden mishandeld. 

Het Halimoenkamp: selectie

Locatie Halimoenkamp in Batavia

De mislukking van Klapa Noenggal bracht Van den Eeckhout tot een nieuw experiment: het Halimoenkamp. Voor de organisatie van dit kamp had hij klaarblijkelijk te weinig vertrouwen in de personen die hem omringden, reden waarom hij de Japanners toestemming verzocht om nog een aantal van zijn voormalige PAGI-leden voor dit doel over te laten komen uit Tjimahi.
Eén van de deelnemers aan het programma van het Jeugdcomité, hantjo F.L. Schmidgall, schreef hierover later:

‘Het Halimoenkamp was van een ander karakter (dan Klapa Noenggal) en oorspronkelijk slechts bedoeld voor de rest van de PAGI-groep, die uit het interneringskamp waren vrijgelaten, namelijk ca. 70 mannen, die eind maart 1945 van Tjimahi naar Batavia werden opgezonden en hier aan de verdere hoede van Van den Eeckhout werden overgelaten.[v] Deze mensen werden niet naar hun families teruggezonden en hadden dus eigenlijk ook niet de vrijheid, maar moesten in het Halimoenkamp blijven omdat zij volgens Van den Eeckhout en Wens nog een taak hadden. Van het Halimoenkamp uit zouden zij aan hun taak gezet worden, maar zij wisten niet wat die taak zou zijn. Duidelijk werd dit echter toen na enige tijd (ca. mei) de opdracht van Van den Eeckhout kwam, dat alle jongens die “anti” hadden gezegd en nog niet waren opgepakt, alle verdachten, en ook alle jongens die nog geen werk hadden in het Halimoenkamp moesten. De bedoeling was dat het Halimoenkamp een succes moest worden speciaal wat de landbouw en veeteelt daar betrof, terwijl aan de jongens aldaar een speciale training werd gegeven om hun “semangat” (geest, geestdrift) te geven en nieuwe ideeën bij te brengen. Het kamp werd ook genoemd “tempat latihan” hetgeen zoiets betekent als trainings- of opleidingsplaats.’[vi]

Schmidgall zag weinig in het plan van Van den Eeckhout, maar was gedwongen een zekere medewerking te verlenen. Samen met andere medewerkers van het Jeugdcomité lukte het hem nog zoveel mogelijk jongeren aan ´werk´te helpen.
In een officieel Geallieerd rapport werd later een compliment gemaakt aan het adres van leden van het Jeugdcomité voor hun pogingen zoveel mogelijk jongens buiten het kamp te houden.

Van den Eeckhout selecteerde aanvankelijk uit de groep jongens van 16 tot 23 jaar, de zelfde groep als die in september 1944 op het KOP werd ontboden om deel te nemen aan het loyaliteitsonderzoek. Uit een en ander blijkt wél dat de scheidslijnen niet al te scherp werden getrokken. In enkele verklaringen wordt gesteld dat Van den Eeckhout op enig moment de groep heeft uitgebreid tot de leeftijd van 30 jaar. De leeftijdsgegevens van de getuigen geven hiervan echter geen bevestiging.
De groep werd verder samengesteld uit:

  1. anti-zeggers volgens de vraagstelling van september 1944;
  2. ‘verdachten/dubieuzen’: jongens die geen duidelijke uitspraken hadden gedaan of jongens die misschien wel ‘pro’ hadden gezegd, maar niet hadden voldaan aan de daarbij horende verplichtingen;
  3. Werklozen: degenen die niet konden aantonen een vaste betrekking te hebben.

Uit niets is gebleken dat jongens op vrijwillige basis naar Halimoen zijn gegaan.

De organisatie

Het kamp, ingericht voor de PAGI-groep eind april 1945 en uitgebreid met de jongeren uit Batavia vanaf 20 mei 1945, lag aan de zuidrand van de stad, bij  de wijk Menteng. Het bestond uit een boerderij met bijgebouwen, waaronder drie barakken voor de jongens. Alhoewel de verklaringen op dit punt niet gelijkluidend zijn, mogen we aannemen dat het aantal geïnterneerde jongeren rond de 120 à 130 is geweest, exclusief de PAGI-leden. Over het aantal PAGI-leden lopen de verklaringen té zeer uiteen om duidelijkheid te krijgen. Volgens enkele getuigen woonden alle PAGI-leden in Halimoen, volgens anderen de helft, en volgens weer anderen was er slechts een tiental. De meest waarschijnlijke verklaring hiervoor is dat de PAGI-leden aanvankelijk allen in Halimoen woonden, maar – mede omdat ze daar niet allen een taak hadden – voor een groot deel al snel werden vrijgelaten en mogelijk ingezet bij activiteiten elders in de stad.

De Halimoenweg, bij Menteng Poeloe

De PAGI-leden die wél in het kamp bleven, hadden – onder bezielende leiding van Van den Eeckhout – een taak als opzichter. Door sommige geïnterneerden wordt gesproken over bewaking. Los van een enkele met een bamboe roentjing bewapende kampwachter, was waarschijnlijk geen sprake van ‘bewaking’ in de strikte zin van het woord. De vraag is hier aan de orde of een dergelijke bewaking noodzakelijk was. Er was niet, zoals bijvoorbeeld bij Klapa Noenggal, sprake van een duidelijk verschil tussen het beeld dat de jongens vooraf moeten hebben gehad en de latere werkelijkheid. Op het moment dat ze zich – daartoe gedwongen – meldden, moeten ze ongeveer hebben geweten wat hun te wachten stond. Verder zal de overweging hebben gegolden “alles is beter dan Glodok”.
Halimoen was niet omheind. Los van de Japanse commandant Nishimura waren er – buiten incidenteel bezoek – geen Japanse militairen. Er zijn geen jongens uit het kamp gevlucht.

Het kampleven

´s Morgens moest er worden gewerkt, zowel op het terrein van het kamp zelf (patjollen, stalwerk) als elders in de stad. Bijzonder is wel dat jongens die niet werden geinterneerd soms verplicht waren overdag op het kampterrein te werken. ´s Avonds mochten zij weer naar huis. 
´s Middags was tijd voor politieke scholing. Er moest worden gemarcheerd met stokken, en geluisterd naar toespraken van leden van het Jeugdcomité of anderen waarvan bekend was dat ze duidelijk pro-Japans waren.
Eén van de jongens verklaardde na de oorlog dat de jongens na verloop werden ingedeeld naar gelang hun ´politieke wijsheid´:

´De opzet was, zo heette het, om ons bruikbare mensen te maken in de Oost-Aziatische Maatschappij. Men stopte ons vol met Japanse propaganda. Dagelijks werd er enige tijd aan militaire exercitie gewijd. Bij toerbeurten werd ons het commando over een kleine afdeling gegeven, opdat we goed zouden leren commanderen. Het was verboden Hollands te spreken; Maleis of Japans was de voertaal.’[vii]

Gelet op het feit dat de jongens gedwongen in het kamp verbleven en het feit dat het kamp slechts korte tijd heeft bestaan, mogen we aan de indeling in ´politieke wijsheid´ weinig belang hechten. Uit de bronnen blijkt dat de jongens de scholing weinig serieus hebben genomen.

Aangenomen mag worden dat de voeding onvoldoende is geweest. Na enkele weken mochten de jongens echter op zondag bezoek ontvangen, hetgeen voor de meesten een aanvulling op hun rantsoen betekende.  Naast tropische zweren en malaria kwam vooral veel dysenterie voor. Medische verzorging ontbrak. De gezondheidstoestand van de jongens is echter niet levensbedreigend geweest. Geen van de Halimoenjongens is tijdens de kampperiode overleden.
Uit de verklaringen blijkt dat er met regelmaat sprake was van mishandelingen bij het overtreden van de regels. Niet is gebleken dat deze mishandelingen systematisch van aard waren. De meeste referenten spreken van de karwats van Van den Eeckhout. We weten echter van Van den Eeckhout er meer níet dan wél was.

Van den Eeckhout

Door de hoge sterftecijfers in de Glodok-gevangenis daagde bij een deel van de leden van het Jeugdcomité de gedachte dat niets of niemand bij die internering gebaat was, en dat deze jongens misschien beter nog een kans konden krijgen in Halimoen. Van den Eeckhout moet hebben beseft dat het spel gespeeld was. Om een afgang bespaard te blijven bracht hij nog een bezoek aan de Glodok-gevangenis om de jongens daar nog één keer te vragen of ze zich nu écht niet bekeerd hadden.   
De Glodok-geinterneerden werden uiteindelijk allen naar Halimoen gebracht, alleen ná de Japanse capitulatie. Vanaf ongeveer 20 augustus 1945 werden de meeste Halimoenjongens vrijgelaten. Een aantal van hen zou nog bij de Glodok-transporten assisteren.

Een eindoordeel

Halimoen mag een persoonlijk initiatief van Van den Eeckhout worden genoemd. Een ultieme poging om, na eerdere mislukkingen met de activiteiten op wijkniveau en het landbouwkamp Klapa Noenggal, de Indo-Europese jongeren alsnog voor de Indonesische zaak te winnen. Om dit doel te kunnen verwezenlijken nam hij zélf de leiding. Zijn meest getrouwe vazallen uit het Jeugdcomité en de PAGI moesten hem helpen om de jeugd te bekeren.
Van den Eeckhout was echter geen landbouwer, en zijn liefde voor het volk was misschien wel groter dan zijn liefde voor zijn naasten. Het overtuigen ging dan ook al snel over in imponeren; zijn karwats bleef niet ongebruikt.

Van 20 mei tot ongeveer 20 augustus 1945 woonden en werkten 120 à 130 Bataviase jongeren in het Halimoenkamp. Ze waren voldoende geimponeerd om niet weg te lopen, ook al was er geen omheining en ook al was er geen permanente bewaking. Misschien speelt hier wel mee dat ze na een maand toestemming kregen om ééns in de week hun familie te mogen zien. De bezoeken zullen ongetwijfeld gefunctioneerd hebben als uitlaatklep voor gevoelens van onvrede. Ook de werkzaamheden buiten het kamp zullen een dergelijke functie hebben gehad. Misschien heeft Van den Eeckhout, geleerd van de mislukking Klapa Noenggal, wel bewust voor deze half-open structuur gekozen.

De onvrede van de jongens had goede gronden. Op welk lijstje ze ook hadden gestaan, dat van de anti-zeggers, van de twijfelaars of van de werklozen, ze waren natuurlijk allen gedwongen om in dit kamp te wonen. De kwaliteit van hun bestaan werd verder benadeeld door de zeer ontoereikende voeding. Bezielende toespraken over de ‘Groot-Aziatische Gedachte’ vonden dan ook, alle ‘goede’ bedoelingen ten spijt, onvoldoende grond om goed te kunnen gedijen. Ook Halimoen was een mislukking.



Over Van den Eeckhout, lees ook: Tussen recht en onrecht. (9 oktober 2010)

[i] Dit artikel is geschreven op basis van enkele tientallen verklaringen in het kader van de wetten voor oorlogsgetroffenen, aangevuld met archiefonderzoek. 
[ii] J. van Ravenswaay, F. Vodegel, J.J.W. Klaarwater, C. Jaspers, Pieschel alias Pa Oentoeng, en Leyners.
[iii]  In Batavia heette dit het Kantor Oeroesan Peranakan (KOP).
[iv] De ons bekende buntaitjo’s zijn: W. Pleyte (later W.A.Th. O’Herne, F.L. Schmidgall en W.A. van Leeuwen) in Gambir; Pfennigwerth in Djatinegara; Klinkenberg in Tanah Abang; Koot in Senen; Pasman in Mangga Besar.
[v] Volgens een verslag van kampleider D.F. Blokhuis over Tjimahi, kamp 4, werden op 2 april 1945 67 PAGI-leden vrijgelaten.
[vi] F.L. Schmidgall, Batavia, ca 1946/ Nefis-BVD, doos 22, dossier Van den Eeckhout.
[vii] NIOD, IC-014583.

Bijlage:
Namen van een aantal Halimoen-jongens (niet-PAGI), zoals genoemd in de verschillende getuigenverklaringen:
J.W.B. van Assen, Gerrit Benningshof, R. Boekholt, M. Bouwman, Tony Brard, H. van de Bron, B. de Bruin-Vermeer, H. Burger, J.H. Claessen, F. Claessen, N. Claus, Herman Courant, David, Deighton, Domburg, Van Eekelen, L.H. Emmerich, C.P. Engel, E.E. Essche, G. Von Faber, B. Forstman, H.J. Franz, B.R. Gagliardi, L.A. Henskens, R. Igel, Jörns, Roy Kempees, Max Koot, R. Lawson, B. Lawson, B. van Leuven, F.V. van Lingen, Willem Mees, Jan Meijer, Hugo D.R. Nauman, Henk Niels, Frans Niels, R. Overdijk, B.C. Palm, Harry Pieter, Doppie Reep, D. Regensburg, Bernard Richters, R.C. Rietveldt, H. Van Rooy, B. Saltzman, Schöller, Schrijvers, N.D. Schuitevoerder, Lucien de Senerpont Domis, Smid, A.B. Smissaert, L. Sweeris Sigrist, Edwin Tanasale, F.H. Tjaden, Vogels, C. de Vries.

Dit bericht werd geplaatst in 2. Japanse Bezetting, 1942-1945 en getagged met , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

18 reacties op De ware aard van het Halimoenkamp

  1. Kareen Richard zegt:

    Hartelijk bedankt voor dit artikel. Mijn vader, Max Richard, heeft vanaf 25 januari t/m 27 augustus 1945 in Glodok gezeten. Hoe hij daar terecht is gekomen weet ik niet, maar hij woonde toenertijd in Tegal. Over die hele geschiedenis heeft hij nooit veel verteld. Na zijn terugkeer naar Tegal is hij ook nog opgepakt geweest door de “republikeinen” en is in verschillende kampen geweest. Nu ik ouder wordt ga ik me steeds meer interesseren voor de Indo geschiedenis en natuurlijk ook het verleden van mijn ouders. Mijn vader is jammer genoeg nooit scheutig geweest met zijn verhalen en dit artikel geeft mij toch enig inzicht. Daarvoor mijn dank.

    Papa heeft in 1984(?) een lintje ontvangen en na zijn overlijden in 1993 heb ik er op zijn verzoek voor gezorgd dat hij (mijn moeder) een eenmalige WIV uitkering heeft ontvangen.

    • buitenzorg zegt:

      Op 25 januari 1945 werden ongeveer 40 personen opgepakt in Tegal, Pemalongan, Pemalang en Tjomal. De reden hiervoor was dat ze zich mogelijk op de een of andere wijze onwillig hadden getoond om mee te werken. Ze werden afgevoerd naar de gevangenis in Pekalongan. Na ongeveer anderhalve maand werden ze overgebracht naar de Glodok-gevangenis in Batavia.
      Naar ik aanneem maakte je vader deel uit van deze groep, Kareen.
      Ik zal later nog wel een keer een artikel wijden aan Glodok en alles wat er mee samenhangt.

      • Kareen Richard zegt:

        Ondertussen ben ik in contact gekomen met een mede Glodok gevangene van mijn vader, de heer Charles Koot die in Massachusetts woont. Dhr. Koot heeft mij een kopie gestuurd van schetsen die toen zijn gemaakt. Mocht je daar interesse voor hebben, dan kan ik die opsturen in pdf formaat. Verder heb ik nooit geweten dat ze eerst in Pekalongan zijn ondergebracht. In de notities van mijn vader staat per 25.1.1945 Glodok tot aan zijn vrijlating in augustus. Een toekomstig artikel over Glodok zou ten zeerste worden geappricieerd.

      • buitenzorg zegt:

        Beste Kareen,
        Zowel uit Batavia als uit andere steden van West-Java werden jongens ondergebracht in de Glodok-gevangenis. De meeste jongens uit Batavia per 25 januari 1945. Ik weet niet uit welke stad je vader komt, want op de zelfde datum werd een groepje jongens en mannen (ca. 35) opgepakt in plaatsen aan de noordkust van West-Java (Tegal, Pekalongan, Pemalang en Tjomal) en opgesloten in de gevangenis van Pekalongan. Anderhalve maand later, op 15 maart 1945, werden zij overgebracht naar de Glodokgevangenis in Batavia.
        Een artikel over Glodok? Later dit jaar in de Java Post!

  2. E. Smith zegt:

    Geachte redactie,

    onder één van de Halimoen-jongens komt de naam B.R. Gagliardi voor. B.R. Gagliardi was een Nederlander, geboren in 1871 te Arnhem en overleden in het Grogolkamp op 4-6-1944. Hij had geen zoons/familie met de initialen B(arend) R(einier). Wie verbleef dan wel in dat kamp?

  3. buitenzorg zegt:

    Uit mijn gegevens maak ik op dat in een verklaring, beheerd door het Nationaal Archief (Nefis/CMI, 2216) een zekere B.R. Gagliardi wordt genoemd als één van de jongens die in Halimoen hebben gezeten. Mogelijk is deze verklaring niet juist – dit kan ik nu niet meer controleren. De door u genoemde familie B.R. Gagliardi woonde aanvankelijk in Noordwijk, en later (althans de moeder en jongere kinderen) in Bronbeek. Volgens KLEIAN´s adresboek woonde er nóg een familie Gagliardi in Batavia: J.A. Gagliardi.

    • Robert F. Gagliardi zegt:

      Die verklaring is juist. B.R. was mijn oudste broer Benny Rudolf Gagliardi geb. 30-07-1927 en zijn beste vriend wordt daarin ook genoemed Ben van Leuven.

      Mijn vader Joseph Adolf Gagliardi zat tijdens WOII drie jaar aan de Birma-spoorlijn, wij – zijn overige kinderen – waren bij familieleden in Batavia ondergebracht.

    • Robert F. Gagliardi zegt:

      Geachte redactie;
      Terugkomend op de zinsnede: “…, en later (althans de moeder en jonge kinderen) in Bronbeek.” kan ik u berichten, dat mijn in Arnhem geboren grootvader (zie reactie E.Smith) tweemaal getrouwd is geweest. Het eerste huwelijk betrof Albertine Snackey in 1899, die in 1956 Tegal overleed. Zij heeft nooit in Bronbeek gewoond. De tweede keer in 1919 met Marie Gerardine Eleonore Salomonsz, die in Bronbeek heeft gewoond en later in 1980 in Alkmaar overleed.

      • buitenzorg zegt:

        Het ontrafelen van familiehistorie gaat niet altijd zonder problemen.
        Essentie van het verhaal is echter, als ik het goed begrijp, dat de in het artikel genoemde B.R.Gagliardi uw broer Benny (1927) is geweest.

  4. R.Loth zegt:

    In dit artikel mis ik toch de naam van Eric Soute bij het verzet van de Indische jongeren (in Djakarta) beschreven in het boek “De Waaier van het Fortuin van J.J.P de Jong. Hij was de zoon van een zgn. “ballenjongen” en ik woonde met mijn moeder bij hen in.

    • buitenzorg zegt:

      Eric Soute werd in september 1944 opgepakt naar aanleiding van de onlusten rond de loyaliteitsverklaring-ondertekening op het KOP. In januari 1945 werd hij van zijn politiecel overgebracht naar de Glodokgevangenis, en zou daar blijven tot eind augustus 1945.
      Zíjn rol komt misschien nog een keer ter sprake in een artikel over Glodok. Met het Halimoenkamp heeft hij niet zo veel te maken gehad, zij het dat hij er misschien enkele nachten heeft verbleven voor zijn bevrijding.

      • Rudi G. Vaillant zegt:

        Het is juist dat Erick Soute vanaf sept.1944 in een politiecel van (sectie 6) Pasar Baroe heeft vastgezeten.In jan.1945 werd hij naar de Glodok gevangenis overgebracht alwaar ik hem wederom ontmoette. Erick heeft in de Glodok affaire een vooraanstaande rol gespeeld , hetgeen Ralf Loth in zijn commentaar waarschijnlijk bedoelde.

    • Rudi G. Vaillant zegt:

      Het is juist Ralf. Ik ken je persoonlijk en evenals jij erger ik me ontzettend dat de CRvB, deze kwestie niet nader heeft onderzocht. Deze groep jongeren heeft juist onderstreept welke betekenis loyaliteit werkelijk heeft

  5. Gina zegt:

    Hoi, heb je enig idee welke Vodegel, heb je een voornaam? Alvast bedankt,

    groet, Gina Vodegel

  6. buitenzorg zegt:

    Frederik Johan Vodegel, geboren rond 1910-1912.

  7. Hello Java Post, thank you so much for this historic and interesting article. Even though not connected with the Halimoen camp and its history, I am connected with the area and location in the former Batavia. For many years I have tried to obtain a map of Batavia for personal reasons. I used to live in Mr. Cornelius, but was born in Batavia just before the war. From 1948 till 1952 I used to live in Menteng Poelo at the corner of Malabar Weg and the Kloet Weg. I can atill find them on the map shown. I attended the Carpentier Altinc Stichting School on de Tegal Weg. Menteng Poelo was like an outpost of Batavia with many Militairy camps. Most of the streets were named after volcanos, except for the JPC Weg, de Halimoen weg and a few others. When living there I always wondered where the name Halimoen came from. Now, after nearly 60 years and thanks to this article, I know. I even remember the dairy farm that was there for a short while after the war, in the SW bend where the Halimoen Weg and the Kawi Weg intersect, with its black and white Frisian milk cows. Thank you so much for refreshing my mind with it.

Geef een reactie op Kareen Richard Reactie annuleren